Uitspraak
31 juli 2015, 15/1775 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
3 november 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling zonder aanspraak op voorzieningen, had een aanvraag ingediend die door het college op 3 november 2014 werd afgewezen. Het college stelde dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak voor Wmo-opvang doet vervallen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het college opgedragen om maatschappelijke opvang te bieden. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de VBL inderdaad kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening voor opvang, en dat de noodzaak voor Wmo-opvang daardoor vervalt. De Raad benadrukte dat vreemdelingen zich bij de VBL kunnen melden en dat er een mogelijkheid is om beroep aan te tekenen tegen een eventuele weigering van toelating tot de VBL. De Raad concludeerde dat de beroepsgrond van het college slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden. De Raad verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, zonder in te gaan op andere gronden van de hoger beroepen. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.