Uitspraak
31 juli 2015, AMS 15/1777 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
5 november 2014 afgewezen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen op basis van de Vreemdelingenwet 2000 en had zijn aanvraag om opvang ingediend, die door het college op 5 november 2014 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van betrokkene ongegrond in een besluit van 20 februari 2015.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, waardoor betrokkene recht kreeg op maatschappelijke opvang. Zowel betrokkene als het college gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad concludeert dat vreemdelingen zoals betrokkene gebruik kunnen maken van de opvang in een VBL, wat voldoende is om aan de internationale verplichtingen te voldoen.
De Raad oordeelt dat het hoger beroep van het college slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden. De Raad verklaart het beroep van betrokkene ongegrond, zonder verdere beoordeling van andere gronden van de hoger beroepen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier M.S.E.S. Umans.