Uitspraak
31 juli 2015, 14/7516 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en had zijn aanvraag om opvang ingediend. Het college had deze aanvraag afgewezen, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en gaf betrokkene recht op maatschappelijke opvang.
Het college ging in hoger beroep, stellende dat de Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad oordeelde dat de opvang in een VBL in het algemeen kan worden aangemerkt als een voldoende voorziening voor opvang en dat vreemdelingen, zoals betrokkene, gebruik kunnen maken van deze opvang. De Raad concludeerde dat de VBL een aan de Wmo voorliggende voorziening is, waardoor de noodzaak voor Wmo-opvang wegvalt. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, zonder in te gaan op andere gronden van de hoger beroepen.