ECLI:NL:CRVB:2016:3756
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot vreemdelingen en voorzieningen in Vrijheidsbeperkende Locaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene, een vreemdeling, had geen aanspraak op voorzieningen op basis van de Vreemdelingenwet 2000 en had een aanvraag ingediend voor opvang. Het college had deze aanvraag afgewezen, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en oordeelde dat betrokkene recht had op maatschappelijke opvang.
Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, stellende dat opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) een voorliggende voorziening is die de noodzaak van Wmo-opvang doet vervallen. De Raad oordeelde dat opvang in een VBL inderdaad als een voldoende voorziening kan worden aangemerkt en dat de noodzaak voor Wmo-opvang daardoor wegvalt. De Raad benadrukte dat vreemdelingen die zich bij een VBL melden, de mogelijkheid hebben om beroep aan te tekenen bij de vreemdelingenrechter als zij niet worden toegelaten.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat het hoger beroep van het college slaagde, waardoor de eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond werd verklaard. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.