ECLI:NL:CRVB:2016:3734
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen onroerend goed in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 23 september 1998 bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De Sociale Recherche van de gemeente Eindhoven heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij is vastgesteld dat appellant sinds 29 december 2006 voor de helft eigenaar is van twee gebouwen en sinds 24 augustus 2009 als enig eigenaar van vijf woningen in Turkije. De totale waarde van deze onroerende zaken bedraagt € 815.000,-. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft op basis van deze bevindingen besloten de bijstand van appellanten met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellanten hebben hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoeren dat zij niet wisten dat zij de onroerende zaken moesten melden en dat de waarde van de onroerende zaken niet correct is vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door de onroerende zaken niet te melden. De Raad stelt vast dat appellanten niet hebben aangetoond dat zij niet over de onroerende zaken konden beschikken en dat de waarde van de onroerende zaken de vermogensgrens overschrijdt. Het hoger beroep wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.