Uitspraak
OVERWEGINGEN
2 juli 2014 worden uitbetaald naar een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellant heeft op de voorgenomen beslissing zijn zienswijze gegeven. Vervolgens hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op deze zienswijze gereageerd.
6 februari 2014 herroepen en de WGA-vervolguitkering met ingang van 24 april 2014 vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Het Uwv heeft daarbij meegedeeld dat de omzetting naar de klasse 35 tot 45% eerst zal plaatsvinden met ingang van 30 oktober 2014.
10 juli 2014, naar aanleiding van de zienswijze van appellant tegen de voorgenomen beslissing, heeft hij erop gewezen dat met beperkingen op audiologisch gebied rekening is gehouden alsook met de kans op flauwtes en dat bij het vaststellen van de beperkingen aan de rug rekening is gehouden met de gevonden afwijkingen. De bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn in lijn met de gegevens van de behandelend sector. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat appellant, gemeten naar objectieve maatstaven, meer of zwaarder beperkt is dan door het Uwv met de FML van 17 april 2014 is vastgesteld. Appellant heeft geen medische gegevens overgelegd die zijn standpunt doen ondersteunen dat sedert de beoordeling in 2011 zijn belastbaarheid is verminderd. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat de door appellant overgelegde verklaring van zijn behandelend psychiater M.S. Jessurun van 12 mei 2014 hiertoe geen aanwijzing oplevert, omdat in deze verklaring geen onderzoeksbevindingen vermeld staan. Dit geldt ook voor de in hoger beroep overgelegde verklaring van psychiater G. Mirri van 3 augustus 2016, bij wie appellant sedert 23 april 2015 onder behandeling is. Desgevraagd kan Mirri geen verklaring geven over de psychische toestand van appellant in 2014. De conclusie van de rechtbank dat het bestreden besluit op een juiste medische grondslag berust, wordt onderschreven.
8 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:32) is uitgangspunt dat een heroverweging in bezwaar kan leiden tot een verslechtering van de rechtspositie van een betrokkene, indien een bestuursorgaan ook zonder dat bezwaar zou zijn ingediend, hiertoe kan overgaan. Deze verslechtering kan in verband met het aan het verbod van reformatio in peius ten grondslag liggende rechtszekerheidsbeginsel, in beginsel eerst per toekomende datum worden geëffectueerd.