ECLI:NL:CRVB:2016:362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid in het kader van sociale zekerheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld vanuit de Werkloosheidswet (WW). Appellant, die als data entry medewerker werkte, had zijn ZW-uitkering op 19 juni 2013 beëindigd gekregen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), dat oordeelde dat hij geschikt was voor zijn arbeid. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat de medische beoordeling van het Uwv onjuist was en dat hij niet geschikt was voor bepaalde aspecten van zijn werk. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en het Uwv had zijn standpunt in hoger beroep bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had vastgesteld dat appellant in staat was om zijn arbeid te verrichten, rekening houdend met de verlichtende aspecten van zijn functie. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 29 januari 2016.