ECLI:NL:CRVB:2016:3608

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 september 2016
Publicatiedatum
29 september 2016
Zaaknummer
15/4335 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar de LFNP-functie in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, werkzaam bij de politie, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de korpschef om haar niet te matchen naar de LFNP-functie van Operationeel Specialist A. De Raad oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en stelt vast dat de functie van appellante, Onderzoeker/Bewerker Veiligheids- en Betrouwbaarheidsonderzoeken, een ondersteunend karakter heeft en geen directe bijdrage levert aan operationele politietaken. De korpschef heeft terecht besloten tot toekenning van de LFNP-functie van Gespecialiseerd Medewerker C. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/4335 AW
Datum uitspraak: 29 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 mei 2015, 14/2898 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens de korpschef heeft mr. V. de Kruijf-Stellaard een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 15/4736 AW en 15/7520 AW, plaatsgevonden op 18 augustus 2016. Appellante is verschenen, bijgestaan door
mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. De Kruijf-Stellaard en R.M.M. Paulssen.
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van appellante voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is vastgesteld op de functie van Onderzoeker/Bewerker Veiligheids- en Betrouwbaarheidsonderzoeken, salarisschaal 9.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellante besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Gespecialiseerd Medewerker C, met als vakgebied Gespecialiseerde ondersteuning en werkterrein Veiligheid & Integriteit, gewaardeerd in salarisschaal 9. Bij besluit van 15 juli 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft de juistheid van die uitspraak op de hierna te bespreken gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Appellante heeft, samengevat en voor zover hier van belang, betoogd dat de matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling), is geschied, nu de korpschef niet het meest vergelijkbare domein heeft gekozen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij als Onderzoeker/Bewerker op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 werkzaamheden verricht voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en dat haar werkzaamheden in zoverre een directe bijdrage leveren aan operationele politietaken en rechtstreeks in verband staan met de handhaving van de nationale veiligheid. Volgens appellante is zij ten onrechte niet gematcht in de LFNP-functie van Operationeel Specialist A.
4.1.2.
Volgens de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776), voor zover hier van belang, gelden voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning de volgende definities:
“Het domein Uitvoering draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Beveiliging, G(ebieds) G(ebonden) P(olitie), Informantenrunner, Intelligence, Interventie, Meldkamer, Observatie, Tactische Opsporing, Forensische Opsporing, Luchtvaart, Intake & Service en Operationeel Specialismen. Het domein Uitvoering levert een directe bijdrage aan operationele politietaken, en staat daarmee in rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.
Het domein Ondersteuning draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Bedrijfsvoering Specialismen, Gespecialiseerde Ondersteuning, Administratie en Secretariaat, Scheepvaart, Techniek, H(uisvesting) S(ervices) en M(iddelen), Onderzoek & Kennisontwikkeling en Docenten. Het domein Ondersteuning levert een bijdrage aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken en daarmee niet in rechtstreeks of onvoldoende verband staat met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.”
4.1.3.
Ter zitting is namens de korpschef desgevraagd verklaard dat hetgeen in de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013, op pagina 53, onder het kopje “Integriteit & Veiligheid (BVI) en soortgelijke benamingen” is vermeld over korpsfunctiebeschrijvingen die zijn gericht op interne onderzoeken en/of disciplinaire onderzoeken, geen betrekking heeft op (veiligheids)onderzoekers, zoals appellante. De Raad zal de beroepsgronden van appellante beoordelen in het licht van de definities voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning zoals weergegeven onder 4.1.2.
4.1.4.
De functie van Onderzoeker/Bewerker Veiligheids- en Betrouwbaarheidsonderzoeken is blijkens de korpsfunctiebeschrijving gericht op het verrichten van veiligheidsonderzoeken onder verantwoordelijkheid van de AIVD en op het verrichten van betrouwbaarheidsonderzoeken onder verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder (thans: korpschef) ten aanzien van politiepersoneel en andere personen die een vertrouwensfunctie (gaan) bekleden binnen de (voormalige) politieregio Brabant-Noord en het adviseren op dat terrein. Daarnaast is de functie gericht op het uitvoeren van screeningswerkzaamheden ten aanzien van extern personeel onder verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder (thans: korpschef). De korpschef heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat deze werkzaamheden een ondersteunend karakter hebben en dat daarmee geen directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching. Dat appellante haar werkzaamheden op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 verricht voor de AIVD maakt dit niet anders. De Raad is met de korpschef van oordeel dat de werkzaamheden van appellante veeleer bijdragen aan het
instandhouden van een betrouwbaar en integer politieapparaat, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching.
4.1.5.
Appellante heeft gewezen op een onlangs gepubliceerde vacature voor de functie van ‘veiligheidsonderzoeker VIK (tijdelijk)’. Volgens appellante komt de beschrijving van haar (korps)functie nagenoeg overeen met de - uit de vacature blijkende - beschrijving van de functie van ‘veiligheidsonderzoeker VIK (tijdelijk)’. In de vacaturetekst is echter vermeld dat de LFNP-benaming van de functie van ‘veiligheidsonderzoeker VIK (tijdelijk)’ Operationeel Specialist A is. Volgens appellante strookt dit een en ander niet met de bestreden besluitvorming. Dit betoog treft geen doel. In het midden kan blijven of de bij deze vacature vermelde LFNP-benaming berust op een vergissing, zoals namens de korpschef is betoogd. De vacaturestelling voor (tijdelijke) functies in de nieuwe politieorganisatie heeft hoe dan ook geen betrekking op de overgang naar een functie uit het LFNP; zij houdt verband met de inrichting van de nieuwe politieorganisatie. Zoals de Raad eerder heeft overwogen dient de positie van een betrokkene in de op handen zijnde reorganisatie geen rol te spelen bij de beoordeling of hij aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten (vergelijk de uitspraken van 19 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4161, en 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710).
4.1.6.
Appellante heeft zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel. Volgens haar is haar collega B, die voorheen werkzaam was in de functie van Veiligheids- en B & G-Onderzoeker bij de voormalige politieregio Noord- en Oost-Gelderland, wel gematcht in het domein Uitvoering, in de LFNP-functie van Senior Tactische Opsporing. Dit beroep slaagt niet. De korpschef heeft zich ter zitting van de Raad gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het hier om een foutieve beslissing gaat, nu de korpsfunctiebeschrijving van B geen aanknopingspunten biedt voor de stelling dat met de functie van Veiligheids- en B & G-Onderzoeker een directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken. Naar het oordeel van de Raad heeft de korpschef aannemelijk gemaakt dat de ten aanzien van B genomen beslissing op een fout van de korpschef berust. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 29 oktober 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3770) strekt het gelijkheidsbeginsel niet zover dat het bestuursorgaan gehouden is om in het verleden gemaakte fouten te herhalen.
4.1.7.
De conclusie is dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in haar geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst, zijnde de door appellante gewenste functie van Operationeel Specialist A, ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2016.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) S.W. Munneke

HD