ECLI:NL:CRVB:2016:3599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en onrechtmatig verkregen bewijs in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Mercanoğlu, had hoger beroep ingesteld tegen de herziening van zijn studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had de studiefinanciering herzien op basis van een onderzoek naar de woonsituatie van de appellant, uitgevoerd door twee controleurs die als zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) werkten. De Raad oordeelde dat het onderzoek door onbevoegde controleurs was uitgevoerd, waardoor de bevindingen onrechtmatig verkregen waren en derhalve niet als bewijs konden worden gebruikt. Dit leidde tot de conclusie dat er onvoldoende feitelijke grondslag was voor het standpunt van de minister dat de appellant niet op het adres woonde zoals geregistreerd in de basisregistratie personen.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank het motiveringsgebrek niet had onderkend. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het bestreden besluit van de minister in zijn geheel werd vernietigd. Tevens werden de besluiten van 24 oktober 2014 en 1 december 2014 herroepen, omdat deze dezelfde gebreken vertoonden. De minister werd veroordeeld in de kosten van de appellant, die waren begroot op € 992,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van griffier I.G.A.H. Toma.