ECLI:NL:CRVB:2016:3582

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
15/2356 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van AIO-uitkering wegens schending inlichtingenverplichting met betrekking tot woning in Turkije

In deze zaak gaat het om de intrekking van de AIO-uitkering van appellanten, die sinds 1 januari 2004 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen ontvingen. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft de uitkering per 1 juli 2014 ingetrokken, omdat appellanten niet hadden gemeld dat zij een woning in Turkije bezaten, waarvan de waarde het vrij te laten vermogen overschreed. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.

Appellanten hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij zich verzetten tegen de conclusie van de rechtbank dat zij bewust de inlichtingenverplichting hebben geschonden. Tijdens de zitting hebben appellanten hun beroepsgrond laten vallen met betrekking tot de intrekking van de AIO-aanvulling, maar zij blijven van mening dat de rechtbank hen ten onrechte heeft verweten dat zij gefraudeerd hebben.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellanten geen procesbelang meer hebben, aangezien zij erkenden dat de AIO-aanvulling terecht is ingetrokken. Hierdoor is er geen geschil meer dat beslecht moet worden. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat appellanten geen materieel belang meer hebben bij de uitkomst van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 27 september 2016.

Uitspraak

15/2356 WWB
Datum uitspraak: 27 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
26 februari 2015, 14/4596 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] (appellant) en [appellante] (appellante) te [woonplaats]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. N. Köse-Albayrak, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2016. Namens appellanten is verschenen mr. E. Köse, advocaat. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.F.L.B. Metz.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvingen sinds 1 januari 2004 een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) als bedoeld in artikel 47a van de Wet werk en bijstand naar de norm voor gehuwden.
1.2.
Op 22 mei 2014 heeft de kleinzoon van appellanten gemeld dat appellanten een woning in Turkije (woning) hebben.
1.3.
Appellanten hebben stukken met betrekking tot de woning overgelegd. Uit een brief van de afdeling financiën van de gemeente [naam gemeente] van 3 juni 2014 blijkt dat de belastingwaarde van het perceel van appellant in 2014 is vastgesteld op (omgerekend) € 14.064,15. Uit een kadasterverklaring blijkt dat het perceel op 21 juli 1989 verkocht is aan appellant.
1.4.
Bij besluit van 17 juli 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 november 2014 (bestreden besluit), heeft de Svb de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 juli 2014 ingetrokken. Hieraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat appellanten geen melding hebben gemaakt van de woning en dat de waarde van de woning meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard voor zover daarin is vermeld dat de AIO-aanvulling terecht is geblokkeerd, dit besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden, voor zover thans nog van belang, tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van appellanten de beroepsgrond laten vallen voor zover deze ziet op de intrekking van de AIO-aanvulling omdat appellanten, gelet op de waarde van de woning in Turkije en de hoogte van het vrij te laten vermogen, op het standpunt staan dat de AIO-aanvulling terecht per 1 juli 2014 is ingetrokken. Appellanten vinden echter dat de rechtbank hen ten onrechte verwijt dat zij bewust geen melding hebben gemaakt van de woning en dat zij hebben gefraudeerd.
4.2.
De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of appellanten voldoende procesbelang hebben bij een beoordeling van hun hoger beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Raad, uitspraak van 1 juni 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM7208, is eerst sprake van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.3.
De Raad is slechts gehouden tot het beslechten van geschillen. Met de erkenning door appellanten dat de AIO-aanvulling terecht per 1 juli 2014 is ingetrokken, bestaat geen geschil meer. Aangezien appellanten geen procesbelang ontlenen aan enig materieel belang is het hoger beroep niet-ontvankelijk.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.H.M. van de Ven en Th.C. van Sloten als leden, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2016.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) J.L. Meijer

HD