ECLI:NL:CRVB:2016:354
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van Wubo-aanvraag op basis van nationaliteitsvereiste en internationale rechtsprincipes
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een Wubo-aanvraag door de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellante, geboren in 1936 in het voormalig Nederlands-Indië, heeft in 1962 haar intrek genomen in de Verenigde Staten van Amerika. In juli 1993 diende zij een aanvraag in voor toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), welke aanvraag in 1994 werd afgewezen omdat zij ten tijde van de aanvraag niet in Nederland was gevestigd. In 2013 diende zij opnieuw een aanvraag in, die wederom werd afgewezen, ditmaal omdat zij op dat moment de Nederlandse nationaliteit niet meer bezat.
De Raad oordeelde dat het hanteren van een nationaliteitsvereiste in de Wubo niet in strijd is met het internationaal recht. De appellante voerde aan dat dit onderscheid op basis van nationaliteit en/of ras in strijd is met Europees recht en internationale verdragen. De Raad concludeerde echter dat appellante sinds 1999 niet meer in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit en dus niet tot de kring van rechthebbenden van de Wubo behoort. De Raad heeft ook vastgesteld dat er geen zeer bijzondere omstandigheden aanwezig waren die een uitzondering op de nationaliteitsvereiste rechtvaardigden.
De Raad heeft het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten. De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van de staat bij het toekennen van compensatie voor oorlogsgeweld en bevestigt dat de Wubo geen grondslag biedt voor terugwerkende kracht naar eerdere aanvragen.