Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van de Minister van Defensie voor de gezondheidsschade van wijlen [Betrokkene], die als piloot bij de Koninklijke Luchtmacht werkzaam was van 1954 tot 1967. Betrokkene, die in 2012 de diagnose maligne mesothelioom kreeg, stelde de minister aansprakelijk voor de schade die hij als gevolg van asbestblootstelling tijdens zijn werkzaamheden had geleden. De minister had eerder de aansprakelijkheid afgewezen, stellende dat er geen causaal verband was tussen de gezondheidsschade en de werkzaamheden van betrokkene, en dat hij zijn zorgplicht niet had geschonden door het achterwege laten van veiligheidsmaatregelen.
De rechtbank Den Haag had de minister in eerste aanleg in het gelijk gesteld, en het beroep van appellanten ongegrond verklaard. In hoger beroep voerden appellanten aan dat de minister te lang had gewacht met het nemen van een beslissing en dat er een onafhankelijk technisch deskundige ingeschakeld had moeten worden. De Raad oordeelde dat de minister zich op goede gronden had gebaseerd op rapporten van deskundigen die de mate van blootstelling aan asbest als laag inschatten. De Raad concludeerde dat de minister niet aansprakelijk was, omdat er geen langdurige en intensieve blootstelling aan asbest had plaatsgevonden, en dat de minister zijn zorgplicht niet had geschonden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de procedure niet langer had geduurd dan redelijk was, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een causaal verband tussen blootstelling aan asbest en de gezondheidsschade, en de rol van de stand van de wetenschap in het bepalen van de aansprakelijkheid van de werkgever.