Uitspraak
.
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die na een verblijf van vijf jaar in Thailand in oktober 2014 terugkeerde naar Nederland, had op 27 oktober 2014 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel heeft deze aanvraag echter buiten behandeling gesteld, omdat appellant niet alle gevraagde bewijsstukken had overgelegd. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat de fase van een incomplete aanvraag was gepasseerd en dat de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag was aangebroken. De Raad oordeelde dat het college niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat appellant voldoende gelegenheid had gehad om de aanvraag aan te vullen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellant gegrond verklaard. De Raad heeft het besluit van het college tot buiten behandelingstelling van de aanvraag herroepen en de aanvraag om bijstand afgewezen, omdat appellant niet voldoende duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie en niet had aangetoond hoe hij in zijn levensonderhoud had voorzien.
De Raad heeft het college ook veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.976,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.