In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de herziening van de studiefinanciering van appellante, die door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als thuiswonende studerende is aangemerkt. De minister had eerder de studiefinanciering herzien op basis van een onderzoek naar de woonsituatie van appellante, uitgevoerd door twee controleurs die zelfstandige zonder personeel (zzp'ers) zijn. De Raad oordeelde dat het onderzoek door onbevoegde controleurs is uitgevoerd, waardoor de bevindingen onrechtmatig verkregen zijn. Dit onrechtmatig verkregen bewijs is ontoelaatbaar, wat betekent dat de minister niet kan steunen op de bevindingen van het rapport. Hierdoor is er onvoldoende feitelijke grondslag voor het standpunt van de minister dat appellante niet op het juiste adres staat ingeschreven in de basisregistratie personen.
De rechtbank had de beroepen van appellante tegen de besluiten van de minister ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze beslissing vernietigd. De Raad heeft de beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. Tevens heeft de Raad de besluiten van 5 juli 2014 en 21 oktober 2014 herroepen, omdat deze besluiten hetzelfde gebrek vertonen. De minister is veroordeeld in de kosten van appellante, die zijn begroot op € 3.472,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.