In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de herziening van de studiefinanciering van appellante, die door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als thuiswonende studerende is aangemerkt. De minister had eerder de studiefinanciering herzien en een bestuurlijke boete opgelegd van € 2.215,74. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister verklaarde dit ongegrond.
De Centrale Raad oordeelde dat het onderzoek naar de woonsituatie van appellante is uitgevoerd door onbevoegde controleurs, wat betekent dat de bevindingen onrechtmatig verkregen zijn. Dit onrechtmatig verkregen bewijs is ontoelaatbaar, waardoor de besluiten van de minister niet op een deugdelijke motivering berusten. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de beroepen van appellante gegrond verklaard. De besluiten van de minister zijn vernietigd wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad heeft tevens de minister veroordeeld in de kosten van appellante, die zijn begroot op € 3.968,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van de wettelijke grondslag voor het inschakelen van controleurs in dergelijke procedures en de gevolgen van onrechtmatig verkregen bewijs voor bestuursrechtelijke beslissingen.