ECLI:NL:CRVB:2016:3281

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
7 september 2016
Zaaknummer
16/4055 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bevordering en geschiktheid binnen de politieorganisatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen besluiten van de korpschef van politie. De betrokkenen, werkzaam als medewerker Basispolitiezorg generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP), hadden verzocht om bevordering naar de functie van senior GGP. De korpschef had deze verzoeken afgewezen op basis van negatieve adviezen over de verwachte geschiktheid voor de functie. De rechtbank Noord-Holland had eerder de beslissingen van de korpschef vernietigd, omdat de beoordelingen niet door ten minste twee beoordelaars waren opgemaakt, zoals vereist door het Beoordelingsvoorschrift politie Kennemerland.

Na de uitspraak van de rechtbank heeft de korpschef nieuwe beoordelingen vastgesteld, maar opnieuw negatieve adviezen uitgebracht over de geschiktheid van de betrokkenen. De Raad oordeelde dat de korpschef niet bevoegd was om op de bezwaren tegen deze besluiten te beslissen, omdat deze al onderworpen waren aan het oordeel van de Raad. De Raad heeft de besluiten van 6 juni 2016 vernietigd, maar de beroepen tegen de beoordelings- en afwijzingsbesluiten ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat de korpschef voldoende onderbouwing had gegeven voor de negatieve adviezen en dat de betrokkenen niet voldeden aan de vereisten voor bevordering.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het beoordelingsproces binnen de politieorganisatie en bevestigt dat de korpschef de adviezen over geschiktheid op voldoende wijze heeft onderbouwd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/4055 AW, 16/4056 AW, 16/4824 AW, 16/4826 AW, 16/4828 AW, 16/4831 AW
Datum uitspraak: 1 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de beroepen tegen de besluiten van 18 december 2015, 2 mei 2016 en
6 juni 2016
Partijen:
de korpschef van politie (korpschef)
[betrokkenen] te [woonplaats] (betrokkenen)
PROCESVERLOOP
De korpschef heeft hoger beroepen ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank
Noord-Holland van 14 april 2015, 14/4044 en 14/4045.
Namens betrokkenen heeft mr. W. de Klein, advocaat, verweerschriften ingediend.
De korpschef heeft nadere stukken ingezonden, waaronder besluiten ter uitvoering van de uitspraken van de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2016. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Dijk. Betrokkenen zijn verschenen, bijgestaan door
mr. De Klein.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkenen waren werkzaam in de functie van medewerker Basispolitiezorg generalist Gebiedsgebonden Politie (GGP) bij de voormalige politieregio Kennemerland, thans de Eenheid Noord-Holland.
1.2.
Als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007 is op
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (circulaire) in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782). Eén van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP’ (loopbaanbeleid). Dit loopbaanbeleid is de vastlegging van de binnen de politie gemaakte collectieve afspraken over de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of functie. Voor de doorstroming (bevordering) van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is in het loopbaanbeleid onder meer als vereiste gesteld dat sprake is van vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP. In april 2013 zijn nadere uitvoeringsafspraken vastgesteld. De korpschef heeft het loopbaanbeleid alsmede de uitvoeringsafspraken ten grondslag gelegd aan zijn beslissingen op verzoeken om doorstroming (bevordering).
1.3.
Betrokkenen hebben op 17 oktober 2012 verzocht om bevordering op grond van het loopbaanbeleid. Naar aanleiding van deze verzoeken zijn beoordelingen vastgesteld, waarbij het functioneren van betrokkenen over de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2013 als ruim voldoende (boven de norm) is beoordeeld. Vervolgens heeft de korpschef, na een negatief advies over de verwachte geschiktheid voor senior GGP, de verzoeken om bevordering afgewezen. De bezwaren tegen de beoordelingen en de afwijzingen zijn ongegrond verklaard.
2. Bij de hiervoor vermelde uitspraken van 14 april 2015 heeft de rechtbank - met bepalingen over griffierecht en proceskosten - de beroepen van betrokkenen gegrond verklaard, de beslissingen op bezwaar vernietigd, de beoordelingen en de besluiten tot afwijzing van de verzoeken om bevordering herroepen en de korpschef opgedragen opnieuw op de aanvragen van betrokkenen te beslissen. Aan het oordeel van de rechtbank ligt, samengevat, ten grondslag dat de beoordelingen in strijd met het Beoordelingsvoorschrift politie Kennemerland niet door ten minste twee beoordelaars zijn opgemaakt.
3. Ter uitvoering van de uitspraken van de rechtbank heeft nadere besluitvorming plaatsgevonden. Op 18 december 2015 zijn opnieuw beoordelingen over de periode van
1 januari 2012 tot 1 januari 2013 vastgesteld (beoordelingsbesluiten). Daarbij is het functioneren van betrokkenen, onder handhaving van de motivering in de eerder vastgestelde beoordelingen, (wederom) als ruim voldoende (boven de norm) beoordeeld. Verder zijn op
5 februari 2016 ten aanzien van betrokkenen (wederom) negatieve adviezen over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP uitgebracht. Bij besluiten van 2 mei 2016 heeft de korpschef, na een voornemen hiertoe kenbaar te hebben gemaakt en zienswijzen van betrokkenen te hebben ontvangen, de verzoeken om bevordering opnieuw afgewezen op de grond dat betrokkenen niet voldoen aan het vereiste van verwachte geschiktheid voor senior GGP (afwijzingsbesluiten). Bij besluiten van 6 juni 2016 heeft de korpschef de bezwaren van betrokkenen tegen de beoordelings- en afwijzingsbesluiten ongegrond verklaard.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De korpschef heeft ter zitting van de Raad de hoger beroepen (nrs. 15/3692 AW en 15/3694 AW) ingetrokken.
4.2.
Nu de hangende de hoger beroepen genomen beoordelings- en afwijzingsbesluiten op de voet van de artikelen 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht aan het oordeel van de Raad zijn onderworpen, was de korpschef niet bevoegd om nog op de tegen die besluiten gemaakte bezwaren te beslissen. De Raad zal daarom de onder 3 vermelde besluiten van
6 juni 2016 vernietigen.
4.3.
Betrokkenen hebben reeds ter zitting van de rechtbank verklaard dat zij zich in het resultaat van de beoordelingen, ruim voldoende, kunnen vinden. Met dat resultaat is voldaan aan het vereiste voor bevordering dat het functioneren boven de norm moet zijn. Betrokkenen hebben zich vooral gekeerd tegen de vaststelling van de korpschef dat zij niet voldoen aan het vereiste van verwachte geschiktheid voor senior GGP.
4.4.
De Raad ziet geen grond voor het oordeel dat de korpschef de negatieve adviezen over de verwachte geschiktheid voor de functie van senior GGP niet aan de afwijzingsbesluiten ten grondslag heeft mogen leggen. In die adviezen is uiteengezet waarom betrokkenen ten aanzien van bepaalde aspecten inzake de competenties ‘Besluitvaardigheid’ en ‘Coachend leiderschap’ op bepaalde punten nog niet aan de verwachte geschiktheid voldeden en is vermeld dat de bij de competentie ‘Probleemanalytisch vermogen’ behorende activiteiten onvoldoende zijn waargenomen. Verder heeft de korpschef in de afwijzingsbesluiten op genoegzame wijze uiteengezet waarom de tegen deze adviezen ingebrachte argumenten niet tot een andere opvatting over de verwachte geschiktheid leiden. Wat betrokkenen hiertegen in hoger beroep hebben aangevoerd, vormt in wezen een herhaling van de eerder ingebrachte argumenten, zodat de Raad volstaat met een verwijzing naar de afwijzingsbesluiten.
4.5.
Uit 4.3 en 4.4 volgt dat de beroepen tegen de beoordelings- en afwijzingsbesluiten ongegrond moeten worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten in verband met deze beroepen bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart de beroepen tegen de besluiten van 18 december 2015 en 2 mei 2016 ongegrond;
- vernietigt de besluiten van 6 juni 2016.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
M.C.D. Embregts als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2016.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) S.W. Munneke

HD