ECLI:NL:CRVB:2016:3265

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
15/8125 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag van politieambtenaar wegens diefstal van schoenen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De zaak betreft een politieambtenaar die op 7 augustus 2014 in een vestiging van de Makro is aangehouden op verdenking van diefstal van een paar schoenen. De korpschef van politie heeft de ambtenaar op 26 november 2014 disciplinair ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim, omdat zij de kassa had gepasseerd zonder te betalen. De ambtenaar heeft in beroep gesteld dat zij dit niet opzettelijk heeft gedaan, maar dat zij was vergeten te betalen door situationele stress en chronische pijn na een fietsongeval. De rechtbank heeft het beroep van de ambtenaar gegrond verklaard en het ontslag vernietigd, maar de korpschef is in hoger beroep gegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de ambtenaar welbewust en weloverwogen de kassa heeft gepasseerd. De Raad heeft de verklaringen van de psycholoog en psychiater gewogen en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de ambtenaar niet in staat was om haar gedrag te overzien. De Raad oordeelde dat het plichtsverzuim toerekenbaar was en dat het ontslag niet onevenredig was aan de ernst van de gedragingen. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond verklaard.

Uitspraak

15/8125 AW
Datum uitspraak: 1 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank [eenheid] van
4 november 2015, 15/3498 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. M.C. Danel, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2016. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.P. Hiemstra en mr. L. Seinen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Danel. Op verzoek van betrokkene is ter zitting verschenen
drs. C.B.R. Cornelisse, psycholoog/psychotherapeut, die als deskundige is gehoord.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene was werkzaam als politieambtenaar, laatstelijk in de functie van [functie A] bij de Eenheid [eenheid].
1.2.
Betrokkene is op 7 augustus 2014 in een vestiging van de Makro door het beveiligingspersoneel aangehouden op verdenking van diefstal van een paar schoenen. Naar aanleiding hiervan is ten aanzien van betrokkene een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. De officier van justitie heeft op 11 december 2014 beslist de zaak te seponeren.
1.3.
Overeenkomstig het voornemen, waarop betrokkene haar zienswijze heeft gegeven, heeft appellant betrokkene bij besluit van 26 november 2014 op grond van artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Besluit algemene rechtspositie politie wegens ernstig plichtsverzuim met onmiddellijke ingang de straf van ontslag opgelegd. Appellant heeft betrokkene verweten dat zij op 7 augustus 2014 welbewust en weloverwogen een paar schoenen voorbij de kassa van de Makro heeft meegenomen zonder daarvoor te betalen. Volgens appellant wijst de handelwijze van betrokkene, zoals gebleken op basis van haar verklaringen en de beschikbare beelden, allerminst op vergeetachtigheid. Het passeren van de kassa zonder de schoenen af te rekenen vormde het sluitstuk van een aantal opvolgende handelingen die niet anders dan met een zekere mate van welbewustheid en doordachtheid kunnen zijn uitgevoerd.
1.4.
Bij besluit van 12 mei 2015 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar tegen het besluit van 26 november 2014 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het besluit van 26 november 2014 herroepen. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het volgende overwogen. Vast staat dat betrokkene op 7 augustus 2014 bij een vestiging van de Makro met een paar damesschoenen de kassa is gepasseerd zonder deze af te rekenen. Partijen zijn verdeeld over de vraag of betrokkene dit weloverwogen heeft gedaan en daarmee sprake is van plichtsverzuim. Er is onvoldoende grondslag voor de overtuiging dat betrokkene de in het ontslagbesluit beschreven gedragingen bewust heeft begaan, gelet op de verklaring van psycholoog/psychotherapeut Cornelisse.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997) gelden in het ambtenarentuchtrecht niet die strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven is noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan.
4.2.
Niet in geschil is dat betrokkene op 7 augustus 2014 met een paar schoenen de kassa
van de Makro is gepasseerd zonder daarvoor te betalen. Wel in geschil is of betrokkene dit
welbewust en weloverwogen heeft gedaan. Betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat zij is vergeten te betalen.
4.3.
De Raad heeft de overtuiging verkregen dat betrokkene welbewust en weloverwogen met de schoenen de kassa is gepasseerd zonder deze te betalen en dus de haar verweten gedraging heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
4.3.1.
De psycholoog/psychotherapeut Cornelisse constateert in haar brief van
18 september 2014 aan de leidinggevende van betrokkene, dat betrokkene in maart 2014 zwaar geblesseerd is geraakt door een fietsongeval. Ze heeft hierdoor veel pijn en gebruikt pijnstillers. Tijdens de herstelperiode is zij door haar cheffin gebeld, omdat een opdrachtgever niet tevreden zou zijn met het door haar geleverde werk. Betrokkene was hierdoor behoorlijk van slag. Cornelisse concludeert op basis van haar onderzoek dat betrokkene naar alle waarschijnlijkheid niet willens en wetens de schoenen heeft weggenomen. Er was sprake van situationele stress en chronische pijn bij betrokkene waardoor ze in de situatie zonder de nodige aandacht heeft gehandeld en zo is vergeten dat ze de schoenen nog moest betalen.
4.3.2.
In hoger beroep heeft appellant een onderzoek naar betrokkene laten verrichten door
dr. P.L. Remijnse, psychiater. Betrokkene was niet bereid zich door Remijnse te laten onderzoeken, zodat Remijnse geen uitspraken kon doen ter beantwoording van de vraag of er bij betrokkene ten tijde van de verweten gedraging sprake was van een ziekte of gebrek in
psychiatrische of psychologische zin. Remijnse concludeert, naar aanleiding van de vraag of Cornelisse op grond van de haar beschikbaar staande informatie een oorzakelijk verband kan leggen tussen de door haar gevonden ziektes/gebrek en het (samenstel van) gedrag(ingen) van
betrokkene, het volgende. Het rapport van Cornelisse mist nader onderzoek naar het cognitief functioneren van betrokkene (terwijl het in het onderzoek naar het verband tussen betrokkenes psychopathologie en de haar verweten gedragingen draait om de vraag in hoeverre haar cognitieve functies redelijkerwijs gestoord waren op het moment dat zij de schoenen niet
afrekende) en ontbeert een werkelijk deugdelijke reconstructie van de feiten op
7 augustus 2014 en van de psychopathologie/cognitieve functies van betrokkene op die dag.
4.3.3.
Ter zitting heeft Cornelisse gereageerd op de bevindingen van Remijnse. Zij heeft verklaard dat zij indertijd is gevraagd haar bevindingen als behandelaar op schrift te stellen en dat zij niet is gevraagd te onderzoeken of de gedragingen voortkomen uit een psychische ziekte. In het kader van de behandeling was er geen behoefte aan onderzoek naar het cognitief functioneren van betrokkene en evenmin aan een reconstructie aan de hand van andere feiten dan de verklaring van betrokkene.
4.3.4.
Gelet op het onderzoek van Remijnse en de verklaring van Cornelisse ter zitting van de Raad, kan aan de verklaring van Cornelisse van 18 september 2014 niet de waarde worden toegekend die de rechtbank daaraan heeft toegekend. Er is geen grond aan te nemen dat betrokkenes handelen wordt verklaard uit vergeetachtigheid. Het met een paar schoenen passeren van de kassa zonder deze te betalen vormde het sluitstuk van een aantal elkaar opvolgende handelingen die, naar wordt bevestigd door onder meer de gedetailleerde verklaring die betrokkene daags na het voorval op het politiebureau heeft afgelegd, niet anders dan met een zekere mate van welbewustheid en weloverdachtheid kunnen zijn uitgevoerd. Betrokkene heeft schoenen gepast en deze vervolgens aangehouden. Nadat zij een aantal kledingstukken heeft gepast, heeft ze de schoenendoos in de pasruimte achtergelaten. Haar oude schoenen heeft ze in een vuilnisbak op het toilet gedeponeerd. Deze handelingen vallen niet te rijmen met het als gevolg van situationele stress zonder aandacht handelen. De Raad weegt daarbij mee dat betrokkene, nadat zij geconfronteerd was met het zonder te betalen meenemen van een paar schoenen, eerst een ontkennende verklaring heeft afgelegd. Blijkens de verklaring van een beveiligingsmedewerkster van de Makro, heeft betrokkene ontkend dat de in de vuilnisbak op het toilet aangetroffen schoenen van haar waren. Tegenover de twee politieambtenaren die vervolgens ter plaatse zijn gekomen, heeft betrokkene, nadat haar de cautie was gegeven, verklaard dat de in de vuilnisbak op het toilet aangetroffen schoenen niet van haar waren en dat de schoenen die zij droeg van haar waren.
4.4.
Wat betrokkene heeft aangevoerd leidt, gelet op het vorenstaande, verder niet tot het oordeel dat het plichtsverzuim betrokkene niet kan worden toegerekend. Daarom was appellant bevoegd betrokkene daarvoor disciplinair te straffen.
4.5.
Het verleende ontslag is, gezien de aard en ernst van de gedragingen en de betekenis hiervan voor het functioneren van betrokkene binnen de politiedienst en de gestelde eisen aan de betrouwbaarheid en integriteit van medewerkers van die dienst, niet onevenredig aan het gepleegde plichtsverzuim. De langdurige onberispelijke staat van dienst van betrokkene en de gevolgen die het ontslag voor haar hebben, leiden niet tot een ander oordeel.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
M.C.D. Embregts als leden, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2016.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) S.W. Munneke

HD