ECLI:NL:CRVB:2016:3261

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
15/4634 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de functieclassificatie en matching binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.J. Dammingh, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef van politie, dat betrekking had op de functieclassificatie en matching binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De appellant betoogde dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied en dat hij ten onrechte niet is gematcht in de LFNP-functie van [functie C]. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching onjuist was en dat de korpschef de juiste procedure heeft gevolgd. De Raad verwees naar eerdere uitspraken van 24 december 2015 en 3 maart 2016 ter ondersteuning van zijn oordeel. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de argumenten van de appellant niet voldoende waren om de beslissing van de korpschef te weerleggen. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Regeling en de rol van de korpschef in het proces van functieclassificatie.

Uitspraak

15/4634 AW
Datum uitspraak: 1 september 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 mei 2015, 14/5670 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. N.E. Bensoussan en F.J.H. Gunther.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
Bij besluit van 21 oktober 2011 is de uitgangspositie van appellant voor de omzetting naar het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) vastgesteld op de functie van [functie A] , gewaardeerd in salarisschaal 9. Bij besluit van 29 juni 2012 heeft de korpschef de uitgangspositie aangevuld met het taakaccent ‘ [taakaccent] ’. Tegen deze besluiten heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [functie B] , met als vakgebied [vakgebied] , werkterrein [werkterrein] . Deze LFNP-functie is gewaardeerd in salarisschaal 9. Bij besluit van 31 juli 2014 (bestreden besluit) heeft de korpschef het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Appellant heeft, samengevat en voor zover hier van belang, betoogd dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013,
nr. 13141, (Regeling) is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten aangezien de korpschef niet het meest vergelijkbare domein en vakgebied en de meest vergelijkbare functie heeft gekozen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij als [functie A] werkzaamheden verricht voor de dienst [naam dienst] die op basis van technische kennis en deskundigheid een bijdrage levert aan de uitvoering van de primaire taken van het Korps landelijke politiediensten en dat zijn werkzaamheden in zoverre een directe bijdrage leveren aan operationele politietaken. Appellant heeft er voorts op gewezen dat hem een executieve status is toegekend. Volgens appellant is hij ten onrechte niet gematcht in de LFNP-functie [functie C] .
4.1.2.
Volgens de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776), voor zover hier van belang, gelden voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning de volgende definities:
“Het domein Uitvoering draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Beveiliging, G(ebieds) G(ebonden) P(olitie), Informantenrunner, Intelligence, Interventie, Meldkamer, Observatie, Tactische Opsporing, Forensische Opsporing, Luchtvaart, Intake & Service en Operationeel Specialismen. Het domein Uitvoering levert een directe bijdrage aan operationele politietaken, en staat daarmee in rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.
Het domein Ondersteuning draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Bedrijfsvoering Specialismen, Gespecialiseerde Ondersteuning, Administratie en Secretariaat, Scheepvaart, Techniek, H(uisvesting) S(ervices) en M(iddelen), Onderzoek & Kennisontwikkeling en Docenten. Het domein Ondersteuning levert een bijdrage aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken en daarmee niet in rechtstreeks of onvoldoende verband staat met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.”
4.1.3.
De functie van [functie A] is blijkens de korpsfunctiebeschrijving gericht op het ontwerpen van en adviseren over gecompliceerde toepassingen van technische apparatuur en systemen. De functionaris verzorgt de technische ondersteuning en levert middelen om in te zetten bij politionele operaties. Ook participeert hij in projecten op het gebied van technische apparatuur en systemen. Niet kan worden staande gehouden dat met deze werkzaamheden, die een ondersteunend karakter hebben, een directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken als bedoeld in de beleidsregel Instructie organieke matching.
4.1.4.
De omstandigheid dat aan appellant een executieve status is toegekend, doet daar niet aan af. Van belang is in dat verband dat die status aan appellant is toegekend omdat hij voor het verrichten van zijn ondersteunende werkzaamheden bepaalde systemen moet kunnen raadplegen die alleen toegankelijk zijn voor degenen die zo’n status hebben.
4.1.5.
De conclusie is dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid. De enkele stelling dat een andere uitkomst, zijnde de door appellant gewenste functie van [functie C] , ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.2.1.
Appellant heeft voorts betoogd dat de korpschef het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd door de bijlage bij de Regeling, de transponeringstabel, op te vatten als een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en
onder a, gelezen in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep openstaat en dit als een dragende overweging voor de ongegrondverklaring van het bezwaar te hanteren. Volgens appellant moet hem een vergoeding van proceskosten worden toegekend, omdat hij hiertegen terecht is opgekomen en heeft moeten procederen om tot een deugdelijke motivering te komen.
4.2.2.
De rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen heeft de Raad reeds beantwoord in zijn uitspraken van 24 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4804, en van
3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:752. De overwegingen in deze uitspraken, waarbij de Raad blijft, zijn ook in dit geval van toepassing, zodat het betoog faalt. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding. In het verlengde hiervan bestaat evenmin aanleiding om, zoals is verzocht, te bepalen dat de korpschef het betaalde griffierecht vergoedt.
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2016.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD