Uitspraak
OVERWEGINGEN
(bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die als repair technician werkte, is sinds 30 januari 2012 uitgevallen door bijwerkingen van medicatie en psychische klachten. Na een beoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) op 16 december 2013, concludeerde een arts dat appellant beperkingen had door een aanpassingsstoornis. Een arbeidsdeskundige stelde vast dat appellant niet meer geschikt was voor zijn eigen werk, maar wel voor andere functies, wat leidde tot de conclusie dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Op 7 februari 2014 werd vastgesteld dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering.
Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep stelde appellant dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat hij door zowel fysieke als psychische klachten niet in staat was om te werken. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond, oordelend dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen geen relevante aspecten van de gezondheidstoestand van appellant hadden gemist.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, maar zonder nieuwe medische onderbouwing. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad oordeelde dat de rechtbank op zorgvuldige wijze had geoordeeld en dat de vastgestelde medische belastbaarheid van appellant in de aangeboden functies niet werd overschreden. De uitspraak werd gedaan op 31 augustus 2016.