ECLI:NL:CRVB:2016:3200
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van WIJ-uitkering en beoordeling van BBZ met betrekking tot zelfstandige inkomsten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die een zelfstandige was, had een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam weigerde deze aanvraag. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. De appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen recht had op de WIJ-uitkering omdat hij als zelfstandige niet voldeed aan de voorwaarden. De Raad heeft ook het nader besluit van het college beoordeeld, waarin werd vastgesteld dat de appellant geen recht had op een aanvullende uitkering op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). De Raad oordeelde dat het college terecht had afgegaan op de boekhoudkundige gegevens van de appellant, aangezien deze niet had aangetoond dat zijn feitelijke inkomen afweek van deze gegevens.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak gedeeltelijk vernietigd, met name het deel dat betrekking had op de proceskostenvergoeding. De Raad heeft bepaald dat de appellant recht had op een proceskostenvergoeding voor de verleende rechtsbijstand in beroep. De totale proceskosten in hoger beroep zijn vastgesteld op € 1.736,-, en het college is veroordeeld tot vergoeding van het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 118,-. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste onderbouwing van financiële gegevens door zelfstandigen bij aanvragen voor uitkeringen.