ECLI:NL:CRVB:2016:3170
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onkostenvergoeding bij ambtenaren; toetsing van bevoegdheid en redelijkheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een onkostenvergoeding die aan appellant was uitbetaald. Appellant, werkzaam bij de rechtbank Noord-Nederland, ontving naast zijn salaris een algemene onkostenvergoeding op basis van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Brra) en de Regeling algemene onkostenvergoeding rechterlijke ambtenaren. Het bestuur van de rechtbank had op 20 mei 2015 en later op 15 september 2015 besloten om een bedrag van € 850,29 terug te vorderen, omdat appellant te veel onkostenvergoeding had ontvangen door een administratieve omissie. De Raad heeft vastgesteld dat de afdelingsvoorzitter van de rechtbank in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het besluit had genomen, maar dat dit bevoegdheidsgebrek niet tot schending van de belangen van appellant had geleid.
De Raad heeft verder overwogen dat de bevoegdheid tot terugvordering van de onkostenvergoeding discretionair is en dat het bestuursorgaan deze bevoegdheid terughoudend moet toetsen. Appellant had redelijkerwijs kunnen weten dat hij te veel onkostenvergoeding ontving, aangezien de hoogte van de onkostenvergoeding eenvoudig te controleren was. De Raad concludeert dat het bestuur bevoegd was om de onverschuldigd betaalde onkostenvergoeding terug te vorderen en dat het beroep van appellant ongegrond is verklaard. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat het bestuur onredelijk heeft gehandeld bij de terugvordering.