ECLI:NL:CRVB:2016:3162

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
24 augustus 2016
Zaaknummer
15/1158 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag indicatie zorg persoonlijke verzorging en verpleging op basis van AWBZ

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1970 en lijdend aan diverse medische aandoeningen waaronder diabetes mellitus type 2, een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De aanvraag, gedaan op 20 januari 2014, omvatte verzoeken voor persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding. Het CIZ heeft de aanvraag op 21 februari 2014 afgewezen, maar heeft later, op 2 september 2014, het bezwaar van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard en hem geïndiceerd voor persoonlijke verzorging, klasse 1, voor de periode van 21 februari 2014 tot en met 20 februari 2016, uitsluitend voor het aan- en uittrekken van elastische kousen.

De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het CIZ ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij stelde dat hij recht had op een hogere indicatie voor persoonlijke verzorging, omdat hij ook hulp nodig had bij het wassen en aankleden. Hij betoogde dat de tijd die hem was toegekend voor het aan- en uittrekken van de elastische kousen onvoldoende was en dat er geen sprake was van een voorliggende voorziening.

De Centrale Raad van Beroep heeft het medisch advies van het CIZ, dat aan de basis van het besluit lag, als zorgvuldig beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van het advies te twijfelen. De Raad oordeelde dat appellant, met behulp van hulpmiddelen, in staat was om zijn overige persoonlijke verzorging uit te voeren. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

15/1158 AWBZ
Datum uitspraak: 24 augustus 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 januari 2015, 14/8731 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2016. Voor appellant is verschenen mr. De Witte. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1970, is onder meer bekend met bij diabetes mellitus type 2 (milde claudicatie links en rechts, perifere neuropathie waardoor verminderd gevoel voeten), obesitas, diep veneuze trombose en pijnklachten. Bij aanvraag van 20 januari 2014 heeft appellant verzocht om een indicatie voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), voor de functies persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding.
1.2.
Bij besluit van 21 februari 2014 heeft CIZ de aanvraag van appellant afgewezen. Hiertegen heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 2 september 2014 heeft CIZ het bezwaar van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard en appellant geïndiceerd voor persoonlijke verzorging, klasse 1, voor de periode van 21 februari 2014 tot en met 20 februari 2016, vanwege het aan- en uittrekken van elastische kousen. Hieraan heeft CIZ een medisch advies van D. van der Geest, medisch adviseur CIZ, van 11 augustus 2014 ten grondslag gelegd. De medisch adviseur heeft dossierstudie verricht en informatie ingewonnen bij onder meer de behandelend internist van appellant. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat sprake is van de grondslag somatiek. Appellant ervaart beperkingen ten aanzien van het bewegen en verplaatsen en persoonlijke verzorging door algehele krachteloosheid en pijnklachten. De krachteloosheid kan niet medisch worden geobjectiveerd op basis van de beschikbare stukken. Voor de pijnklachten wordt geen duidelijke medische oorzaak benoemd. Het kan alleen medisch onderbouwd worden dat het lopen moeizamer gaat door de neuropathie, claudicatie en afwijkingen van de voet. Het kan niet medisch onderbouwd worden dat appellant zich niet zelfstandig kan verplaatsen binnenshuis en niet zelfstandig de persoonlijke verzorging kan uitvoeren. Appellant kan eventueel gebruik maken van hulpmiddelen. Appellant heeft een elastische lieskous, voorgeschreven door de dermatoloog. Volgens de dermatoloog is het niet mogelijk om deze kous zelf aan te trekken. Volgens CIZ komt appellant in aanmerking voor een indicatie voor persoonlijke verzorging voor het aan- en uittrekken van de elastische kousen. Er is onvoldoende onderbouwing voor hulp bij de overige persoonlijke verzorging. Daar waar appellant ervaart zelf geen persoonlijke verzorging te kunnen uitvoeren zou een revalidatietraject als voorliggend beschouwd moeten worden. Het is aannemelijk dat wassen en aankleden moeizamer zal gaan door de lichamelijke beperkingen, maar van appellant wordt verwacht dat hij het nog wel kan doen op zijn eigen tempo met hulpmiddelen zoals een douchestoel, lange borstel en aankleedhaak.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellant had hij in aanmerking moeten worden gebracht voor een hogere indicatie voor persoonlijke verzorging. Hij heeft namelijk ook hulp nodig bij het wassen, aan- en uitkleden. Bovendien zou meer tijd moeten worden toegekend voor het aan- en uittrekken van de elastische kousen. Volgens appellant is geen sprake van een voorliggende voorziening omdat de gevraagde hogere indicatie kan worden toegekend naast een behandeling.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
CIZ heeft aan het bestreden besluit het medisch advies van 11 augustus 2014 ten grondslag gelegd. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat dit medisch advies onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat aan de juistheid van dit advies moet worden getwijfeld. Uit de door appellant overgelegde medische informatie blijkt weliswaar dat appellant diverse medische klachten heeft, waaronder pijnklachten, maar uit deze informatie blijkt niet dat hij niet in staat is om, met hulpmiddelen en in zijn eigen tempo, zijn overige persoonlijke verzorging uit te voeren. Appellant heeft evenmin geconcretiseerd waarom in zijn geval de door CIZ gehanteerde normtijd voor het aan- en uittrekken van elastische kousen niet volstaat. Uit de beschikbare informatie blijkt verder niet dat meer AWBZ-zorg zou moeten worden geïndiceerd naast of vooruitlopend op behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet. CIZ heeft daarom kunnen volstaan met een indicatie voor persoonlijke verzorging, klasse 1, voor de periode van 21 januari 2014 tot 20 februari 2016.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries als voorzitter en J.P.A. Boersma en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2016.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) J.W.L. van der Loo
IvR