ECLI:NL:CRVB:2016:3162
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag indicatie zorg persoonlijke verzorging en verpleging op basis van AWBZ
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1970 en lijdend aan diverse medische aandoeningen waaronder diabetes mellitus type 2, een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De aanvraag, gedaan op 20 januari 2014, omvatte verzoeken voor persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding. Het CIZ heeft de aanvraag op 21 februari 2014 afgewezen, maar heeft later, op 2 september 2014, het bezwaar van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard en hem geïndiceerd voor persoonlijke verzorging, klasse 1, voor de periode van 21 februari 2014 tot en met 20 februari 2016, uitsluitend voor het aan- en uittrekken van elastische kousen.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het CIZ ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij stelde dat hij recht had op een hogere indicatie voor persoonlijke verzorging, omdat hij ook hulp nodig had bij het wassen en aankleden. Hij betoogde dat de tijd die hem was toegekend voor het aan- en uittrekken van de elastische kousen onvoldoende was en dat er geen sprake was van een voorliggende voorziening.
De Centrale Raad van Beroep heeft het medisch advies van het CIZ, dat aan de basis van het besluit lag, als zorgvuldig beoordeeld. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van het advies te twijfelen. De Raad oordeelde dat appellant, met behulp van hulpmiddelen, in staat was om zijn overige persoonlijke verzorging uit te voeren. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.