ECLI:NL:CRVB:2016:3134

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2016
Publicatiedatum
22 augustus 2016
Zaaknummer
12/5880 WWB-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Arnhem

In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 september 2012, met zaaknummer 11/3459. Verzoekster heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 augustus 2016 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 11 mei 2016 was verzoekster aanwezig, terwijl het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede werd vertegenwoordigd door mr. A. Klok. De Raad heeft eerder op 3 augustus 2016 in een andere zaak (ECLI:NL:CRVB:2016:2952) geoordeeld dat het hoger beroep van verzoekster slaagde, waardoor de aangevallen uitspraak werd vernietigd en de zaak werd teruggewezen naar de rechtbank.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, nu de Raad de aangevallen uitspraak heeft vernietigd en de zaak ter verdere behandeling heeft teruggewezen, niet langer voldaan is aan de voorwaarde dat er hoger beroep aanhangig moet zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeert dat er op dat moment geen hoger beroep meer aanhangig was, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wordt verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, maar het griffierecht van € 115,- wordt aan appellante terugbetaald.

De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 augustus 2016.

Uitspraak

12/5880 WWB-VV
Datum uitspraak: 17 augustus 2016
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede (college)
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van
20 september 2012, 11/3459 (aangevallen uitspraak).
Verzoekster heeft tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2016. Verzoekster is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Klok.
Bij uitspraak van 3 augustus 2016, 12/5879 WWB (ECLI:NL:CRVB:2016:2952) heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep van verzoekster slaagt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en de zaak ter verdere behandeling teruggewezen naar de rechtbank
.

OVERWEGINGEN

1. Op grond van de artikelen 8:104, eerste lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Nu de Raad in hoger beroep de aangevallen uitspraak heeft vernietigd en de zaak ter verdere behandeling heeft teruggewezen naar de rechtbank, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet langer voldaan aan de voorwaarde dat met betrekking tot de uitspraak ten aanzien waarvan een voorlopige voorziening wordt gevraagd hoger beroep is ingesteld. Hoewel voor de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van de Raad tot het treffen van een voorlopige voorziening voldoende is dat er op enig moment hoger beroep is ingesteld, dient deze voorwaarde naar het oordeel van de voorzieningenrechter zo te worden verstaan dat er een hoger beroep aanhangig moet zijn, wil er een voorlopige voorziening kunnen worden getroffen. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter dan ook aanleiding om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren.
3. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Wel bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:114 van de Awb te bepalen dat het griffierecht door de griffier aan appellante wordt terugbetaald.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de griffier aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 115,- terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2016.
(getekend) J.P.A. Boersma
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

UM