ECLI:NL:CRVB:2016:3119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van schadevergoeding bij verlaging van bijstand en wettelijke rente
Op 16 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda. Appellante, die sinds 1986 bijstand ontvangt, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de commissie dat haar bijstand over bepaalde periodes met 100% had verlaagd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat de commissie naast de al vergoede wettelijke rente ook andere materiële schade die zij had geleden als gevolg van de verlaging van de bijstand volledig had moeten vergoeden.
De Raad overwoog dat voor de vaststelling van schade aansluiting moet worden gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat schadevergoeding wegens vertraging in de voldoening van een geldsom bestaat uit de wettelijke rente over de tijd dat de schuldenaar in verzuim is geweest. De Raad concludeerde dat naast de reeds toegekende wettelijke rente er geen plaats was voor zelfstandige vergoeding van de overige schadeposten die appellante had opgevoerd. De bijzondere omstandigheden die appellante naar voren had gebracht, rechtvaardigden niet dat van dit uitgangspunt werd afgeweken.
Daarnaast werd appellante niet gevolgd in haar betoog dat eerdere uitspraken van de Raad een andere uitkomst zouden rechtvaardigen. De Raad bevestigde dat de schadeposten van appellante voortvloeiden uit de onrechtmatige maatregelbesluiten en niet uit een statuswijziging. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.