Op 19 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/6599 WIA. Deze uitspraak volgde op een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel van 18 oktober 2013. In deze zaak ging het om de WIA-uitkering van appellant, die door het Uwv was beëindigd. De Raad had eerder, op 23 december 2015, een tussenuitspraak gedaan (ECLI:NL:CRVB:2015:4780) waarin werd vastgesteld dat het besluit van het Uwv van 14 mei 2013 onvoldoende was gemotiveerd, met name ten aanzien van de psychische klachten van appellant. Het Uwv kreeg de opdracht om dit gebrek te herstellen door de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen op basis van de bevindingen van psychiater dr. L. Timmerman.
In de uitvoering van deze opdracht heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts ingezonden, waarin werd geconcludeerd dat appellant beperkt was in het omgaan met emotionele problemen en conflicten. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens vastgesteld dat appellant, uitgaande van de aangepaste FML, in staat was om bepaalde voorbeeldfuncties te vervullen. De mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 8,2%.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv met de ingezonden rapporten voldeed aan de eerder gegeven opdracht en dat het besluit van het Uwv nu voldoende gemotiveerd was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal €3.218,10 bedroegen, inclusief griffierecht en kosten van rechtsbijstand.