ECLI:NL:CRVB:2015:4780

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
13/6599 WIA-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging IVA-uitkering en psychische klachten

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2015, zaaknummer 13/6599 WIA-T, wordt de beëindiging van de IVA-uitkering van appellant besproken. Appellant, die zich in 2007 ziek meldde vanwege psychische klachten, had aanvankelijk recht op een IVA-uitkering. Echter, na een heronderzoek in 2012 concludeerde het Uwv dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 3 januari 2013. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de rechtbank de expertise van psychiater Timmerman, die PTSS bij appellant vaststelde, ten onrechte niet heeft meegewogen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat er twijfels zijn over de juistheid van de door het Uwv in aanmerking genomen beperkingen. De Raad vindt dat onvoldoende rekening is gehouden met de psychische klachten van appellant, zoals vastgesteld door psychiater Timmerman. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in de motivering van het bestreden besluit te herstellen en de Functionele mogelijkheden lijst (FML) aan te passen op basis van de bevindingen van Timmerman.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van psychische klachten in het kader van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor het Uwv om adequaat te reageren op nieuwe medische inzichten.

Uitspraak

13/6599 WIA-T
Datum uitspraak: 23 december 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
18 oktober 2013, 13/1357 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. I. Mercanoğlu, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Mercanoğlu. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder. Verder was aanwezig als tolk M. Ates.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft zich op 19 oktober 2007 vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet ziek gemeld in verband met psychische klachten.
1.2.
Bij besluit van 29 november 2010 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 16 oktober 2009 recht is ontstaan op een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Aan dit besluit lag een rapport van 12 oktober 2010 ten grondslag waarin de verzekeringsarts van het Uwv heeft geconcludeerd dat op grond van eigen onderzoek, informatie van de behandelend sector en een expertise van psychiater
dr. L. Timmerman van 17 december 2009 bij appellant onder meer sprake is van PTSS in verband met een traumatische voorgeschiedenis in Turkije. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat verbetering niet of nauwelijks te verwachten viel. Bij beoordeling door een arbeidsdeskundige werd appellant volledig arbeidsongeschikt geacht.
1.3.
In 2012 heeft een heronderzoek plaatsgevonden. In een rapport van 10 juli 2012 heeft de verzekeringsarts van het Uwv op basis van eigen onderzoek en expertise van psychiater
P.J.H. Notten van 24 april 2012 geconcludeerd dat bij appellant geen sprake is van depressie en/of PTSS. De verzekeringsarts heeft in de Functionele mogelijkheden lijst (FML) van
17 juli 2012 geen beperkingen opgenomen voor persoonlijk of sociaal functioneren. Arbeidskundig onderzoek naar aanleiding van deze aangepaste FML heeft geresulteerd in de selectie van een aantal functies op grond waarvan appellant voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Bij besluit van 2 november 2012 heeft het Uwv de IVA-uitkering van appellant met ingang van 3 januari 2013 beëindigd.
1.4.
In bezwaar heeft appellant opnieuw een psychiatrische expertise ingebracht. Psychiater Timmerman heeft appellant op 20 februari 2013 onderzocht en heeft in een rapport van
5 maart 2013 vastgesteld dat bij appellant nog steeds sprake is van PTSS, chronisch beloop. Psychiater Timmerman acht appellant met name beperkt in zijn sociaal functioneren. In het verleden hebben zich enige incidenten voorgedaan tijdens zijn werkzaamheden waarvan één incident als ernstig kan worden geduid (fysieke agressie).
1.5.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 24 april 2013 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van de primaire beoordeling. Bij besluit van 14 mei 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant gemaakte bezwaar tegen het besluit van 2 november 2012 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in het rapport van psychiater Timmerman van 5 maart 2013 geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en door psychiater Notten onzorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft het verzoek om een deskundige te benoemen afgewezen.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de rechtbank ten onrechte de expertise van psychiater Timmerman buiten beschouwing heeft gelaten. Appellant heeft naar voren gebracht dat hij forse problemen heeft in intermenselijke relaties. Hij is nog nooit adequaat behandeld. Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het Uwv ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen. Appellant is van mening dat de rechtbank, gelet op de uiteenlopende bevindingen van de geraadpleegde psychiaters, ten onrechte geen deskundige heeft benoemd.
3.2.
Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat appellant niet heeft onderbouwd waarom op preventieve gronden een urenbeperking gehanteerd dient te worden. Geen van de psychiaters heeft in de expertise aangegeven dat een urenbeperking geïndiceerd zou zijn. Het Uwv heeft verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Anders dan de rechtbank ziet de Raad aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de door het Uwv in aanmerking genomen beperkingen bij appellant voor het verrichten van arbeid. Tegenover het verzekeringsgeneeskundig oordeel en de expertise van psychiater Notten, waarop het Uwv zich baseert, heeft appellant de expertise ingebracht van psychiater Timmerman. Deze psychiater heeft in zijn rapport van 5 maart 2013 inzichtelijk gemotiveerd dat hij op basis van het dossier, de anamnese en het psychiatrisch onderzoek appellant op de datum in geding als gevolg van psychische klachten beperkt acht in zijn sociaal functioneren. Timmerman heeft voldoende toegelicht dat appellant symptomen heeft passend bij PTSS. Deze diagnose was eerder ook door de behandelend sector gesteld. Timmerman acht appellant beperkt in zijn sociaal functioneren (emotionele problemen van anderen hanteren, eigen gevoelens uiten en omgaan met conflicten). De Raad ziet in het rapport van Timmerman aanknopingspunten om te veronderstellen dat in de nu voorliggende beoordeling onvoldoende rekening is gehouden met de psychische klachten van appellant. De FML van 17 juli 2012 geeft dan ook een onjuist beeld van de beperkingen van appellant voor het verrichten van arbeid op de datum in geding. Een urenbeperking is door Timmerman overigens niet geïndiceerd.
4.2.
Hieruit volgt dat sprake is van een gebrek in de motivering van het bestreden besluit. De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv op te dragen dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het Uwv dient daartoe de per 3 januari 2013 geldende FML in overeenstemming te brengen met de bevindingen en de conclusies van psychiater Timmerman en op basis van de aldus aangepaste FML een arbeidskundig onderzoek te laten plaatsvinden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak het gebrek in het besluit van 14 mei 2013 te herstellen met inachtneming van wat de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en E. Dijt en L. Koper als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2015.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) W. de Braal
ew