1.3.Op basis van de onderzoeksresultaten van de sociale recherche heeft appellant bij besluit van 30 augustus 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 4 juni 2013 (bestreden besluit), de bijstand van betrokkene herzien over de periodes van 1 februari 2009 tot en met 30 april 2009 en 1 november 2010 tot en met 30 april 2012 (periodes in geding) en de als gevolg van de herziening teveel gemaakte kosten van bijstand van betrokkene teruggevorderd tot een bedrag van € 15.276,04. Aan de besluitvorming ligt het volgende ten grondslag. Zonder daarvan melding te maken bij appellant, heeft betrokkene op geld waardeerbare werkzaamheden verricht in de bloemenstallen van M en B. Daarvoor had hij minimaal het minimumloon moeten bedingen. Dat betrokkene medische en/of fysieke beperkingen heeft, maakt niet dat hij voor deze werkzaamheden geen loon had hoeven te bedingen. Aangezien betrokkene geen administratie heeft overgelegd en geen concrete en verifieerbare gegevens heeft overgelegd van zijn werkzaamheden, kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De sociale recherche heeft in het voordeel van betrokkene een schatting gemaakt van zijn inkomsten.
2. Bij de aangevallen uitspraak, voor zover van belang, heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd, voor zover daarbij € 15.276,04 van betrokkene is teruggevorderd, en appellant opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het besluit van 30 augustus 2012. De rechtbank heeft daartoe, voor zover van belang, het volgende overwogen (waarbij voor eiser moet worden gelezen betrokkene en voor verweerder appellant):
“Daarnaast is het zo dat de aanwezigheid van eiser tijdens openingstijden in een bloemenstal de veronderstelling rechtvaardigt dat daar ook daadwerkelijk op geld waardeerbare arbeid wordt verricht. Dat geldt te meer in dit geval waar vast staat dat eiser zich bezig hield met daar gebruikelijke werkzaamheden zoals het verkopen en afrekenen van bossen bloemen en het ophalen van bloemen op de bloemenveiling [...]. Mede in aanmerking genomen dat eiser gemiddeld meer dan twintig uur per week aanwezig was in de bloemenstal is het niet aannemelijk dat eiser voor zijn werkzaamheden geen noemenswaardige vergoeding ontving. Aangezien uit het onderzoek geen duidelijk beeld naar voren komt van de inkomsten van eiser en eiser zelf daarover ook geen verifieerbare gegevens heeft verstrekt, mocht verweerder een fictief inkomen bepalen. De rechtbank verwerpt het standpunt dat eiser om medische redenen in het geheel niet in staat was tot het verrichten van loonvormende werkzaamheden. [...] Wel is de rechtbank van oordeel dat, de gezondheidstoestand van eiser in aanmerking genomen, het niet realistisch is te veronderstellen dat betrokkene voor zijn werkzaamheden een beloning had kunnen bedingen op het niveau van het minimumloon. Eiser is hartpatiënt en heeft twee keer een hartaanval gehad. Als gevolg van een hersenbloeding is eiser slecht ter been en loopt hij met een stok. Aangezien in een bloemenstal het werk vooral staande wordt gedaan, moet worden aangenomen dat het arbeidstempo van eiser ruim beneden het gebruikelijke niveau ligt. De rechtbank is van oordeel dat in deze situatie moet worden uitgegaan van een fictief inkomen dat niet hoger ligt dan de helft van het minimumloon. [...] Aangezien verweerder de inkomsten van eiser te hoog heeft ingeschat, zal verweerder een nieuwe berekening van de terugvordering moeten maken.”
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover daarbij het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is verklaard en dit besluit gedeeltelijk is vernietigd. Appellant heeft, kort weergegeven, aangevoerd dat betrokkene voor zijn werkzaamheden in de bloemenstallen van M en B in ieder geval een beloning op het niveau van het wettelijk minimumloon had kunnen bedingen. Betrokkene was immers tijdens de gewerkte uren volledig beschikbaar en heeft voorhanden zijnde werkzaamheden verricht. Dat het tempo mogelijk op een lager niveau heeft gelegen, maakt dit niet anders.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.