ECLI:NL:CRVB:2016:302
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- W.F. Claessens
- H.D. Stout
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkeringen wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die een relatie heeft met D, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven om de bijstand van D in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen. D ontving sinds 8 oktober 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was ingeschreven op een adres waar ook haar dochter woonde. De appellant was ingeschreven op een ander adres en had samen met D twee kinderen.
Naar aanleiding van een melding dat D een gezamenlijke huishouding zou voeren met de appellant, heeft de gemeente Eindhoven een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat D de inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de gezamenlijke huishouding. Het college heeft daarop besloten de bijstand van D met terugwerkende kracht in te trekken en de kosten van bijstand van D terug te vorderen van zowel D als de appellant.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de appellant en D in de relevante periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, ondanks dat de appellant ook op andere adressen verbleef. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de kosten van bijstand terug te vorderen van de appellant, omdat D de inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.