ECLI:NL:CRVB:2016:3017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering bijstandsuitkering en toepassing zesmaandenjurisprudentie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij appellanten, die bijstand ontvingen, in geschil zijn over de terugvordering van teveel ontvangen bijstand. Appellanten ontvingen vanaf 16 maart 2009 bijstand naar de norm voor gehuwden, terwijl appellante ook een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving van het Uwv. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft in 2012 en 2013 besluiten genomen om de bijstandsverlening te herzien en een bedrag van € 4.458,82 terug te vorderen. Appellanten hebben geen bezwaar gemaakt tegen de eerdere besluiten van het college, maar hebben wel beroep ingesteld tegen het besluit van 5 september 2013, waarin het college de terugvordering handhaafde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat appellanten niet konden accepteren. In hoger beroep hebben zij aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de zesmaandenjurisprudentie niet heeft toegepast op de vordering van € 4.458,82, en dat deze vordering al verrekend zou zijn met een nabetaling van het Uwv aan het college. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de terugvordering van € 4.458,82 niet onder de rechtsgang viel, omdat appellanten geen bezwaar hadden gemaakt tegen de eerdere besluiten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.