Uitspraak
OVERWEGINGEN
3 juni 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD4453) in het geval van een laattijdige aanvraag op de aanvrager de plicht rust om gegevens naar voren te brengen die steun bieden voor zijn standpunt dat hij een jeugdgehandicapte is en dat de omstandigheid dat door tijdsverloop de medische situatie op de zeventiende verjaardag en de 52 weken daarna niet met zekerheid is vast te stellen voor risico van de aanvrager moet blijven. De rechtbank is, in navolging van het Uwv, tot het oordeel gekomen dat appellant onvoldoende concrete medische informatie heeft ingezonden die betrekking heeft op zijn zeventien- en achttienjarige leeftijd, zodat niet kan worden vastgesteld of appellant voldoet aan de voorwaarden om als jeugdgehandicapte te worden aangemerkt. Zij heeft daartoe overwogen dat de schouderklachten van appellant dateren van na de relevante periode. Over de rugklachten heeft de rechtbank geoordeeld dat zij geen aanknopingspunten ziet om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, neergelegd in zijn rapport van 9 mei 2014, dat uit de in beroep overgelegde informatie van de fysiotherapeut volgt dat bij appellant sprake is van triviale rugproblematiek, waarvan moet worden aangenomen dat appellant, al dan niet met behulp van fysiotherapie, is hersteld. Daartoe is overwogen dat de rugklachten in 1995 gerelateerd werden aan overgewicht en een houdingsafwijking en dat de rugklachten in april 2000 gerelateerd werden aan zijn toenmalige werk. De beschikbare informatie van de huisarts en de bedrijfsarts bevatten geen aanwijzingen dat de rugproblematiek bij appellant structureel is of al aanwezig was op zeventienjarige leeftijd.