ECLI:NL:CRVB:2016:2979
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van niet gemelde rekeningen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg ongegrond verklaarde. Appellante ontving vanaf 23 februari 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand bleek dat appellante in februari en maart 2013 haar betaalrekening niet had gebruikt voor levensmiddelen en dat zij beschikte over twee rekeningen die niet aan het college waren gemeld. Het college besloot op 21 oktober 2013 en 11 november 2013 om de bijstand van appellante over de periode van 23 februari 2011 tot en met 30 september 2013 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, omdat appellante haar wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank bevestigde het besluit van het college, waarop appellante in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij de inlichtingenverplichting niet had geschonden, omdat het college op de hoogte was van haar zorg voor haar moeder. De Raad oordeelde echter dat appellante had moeten melden dat zij over de rekeningen beschikte, en dat het niet voldoende was om te stellen dat zij het geld niet voor zichzelf had gebruikt. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij in haar levensonderhoud had voorzien door geldleningen van haar broer en dochter. Ook de stelling dat de bijstand die zij ontving tijdens een re-integratietraject als vergoeding voor arbeid moest worden beschouwd, werd verworpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.