ECLI:NL:CRVB:2016:292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering en meldingsdatum
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de aanvraag van appellant voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) is afgewezen. Appellant ontving eerder bijstand in de gemeente Berkelland, maar deze werd ingetrokken. Hij heeft zich op 26 juli 2013 ingeschreven in de gemeente Enschede en verzocht om bijstand met terugwerkende kracht vanaf die datum. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich eerder dan 2 september 2013 heeft gemeld voor bijstand. De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep stelt appellant dat hij zich op 26 juli 2013 heeft gemeld bij het Werkplein om bijstand aan te vragen, maar dat hij geen bewijs heeft ontvangen van deze melding. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij zich op de genoemde datum heeft gemeld. De Raad verwijst naar de relevante artikelen in de WWB en eerdere rechtspraak die stellen dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die tot inwilliging van de aanvraag nopen. Aangezien er geen registratie van appellant bij het UWV op de datum van de vermeende melding is, concludeert de Raad dat de aanvraag terecht is afgewezen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken.