Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2016.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die als heftruckchauffeur/lader/losser werkte, had zich ziek gemeld na een ribfractuur en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Na een medisch onderzoek door een arts van het Uwv werd vastgesteld dat appellant per 9 april 2015 geschikt was voor zijn werkzaamheden. Het Uwv beëindigde daarop zijn ziekengeld. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond, omdat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en de conclusies konden worden gedragen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe gronden of medische stukken waren ingediend die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De Raad bevestigde dat appellant in staat was zijn arbeid te verrichten, zoals vastgesteld door de artsen van het Uwv. De Raad baseerde zich op de relevante artikelen van de Ziektewet en eerdere rechtspraak, en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordelingen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter F.M.S. Requisizione, in aanwezigheid van griffier J.W.L. van der Loo.