ECLI:NL:CRVB:2015:2543
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na verzekeringsgeneeskundig onderzoek en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die eerder werkloos was geworden en een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) had ontvangen. Appellant, die als stackeraar werkte, meldde zich ziek na een verkeersongeval in Duitsland op 26 september 2012. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde zijn ZW-uitkering per 17 december 2012, omdat appellant weer in staat werd geacht zijn arbeid te verrichten. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat het verzekeringsgeneeskundige onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat hij ten onrechte geschikt werd geacht voor zijn arbeid.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant per 17 december 2012 geschikt was voor zijn werkzaamheden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde dat de combinatie van de functies stackeraar en algemeen medewerker asfaltwerken en voegwerk als 'zijn arbeid' moest worden beschouwd. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat het Uwv van een onjuiste maatstaf was uitgegaan en dat de medische rapporten voldoende basis boden voor de conclusie dat appellant geschikt was voor zijn arbeid.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met de opmerking dat de maatstaf voor 'zijn arbeid' correct was vastgesteld. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 20 juli 2015.