ECLI:NL:CRVB:2016:286
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een IVA-uitkering op basis van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een IVA-uitkering aan een werkneemster. De werkneemster was sinds 2010 arbeidsongeschikt door diverse medische klachten, waaronder fibromyalgie en nek- en schouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder vastgesteld dat de werkneemster recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar appellante, de werkgever, was van mening dat de werkneemster volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een IVA-uitkering. Het Uwv had het bezwaar van de werkgever ongegrond verklaard, omdat er op de datum in geding, 2 mei 2013, nog een kans op verbetering van de belastbaarheid bestond. De rechtbank Den Haag had deze beslissing bevestigd.
In hoger beroep herhaalde de werkgever haar standpunt, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsarts van het Uwv terecht had geconcludeerd dat er geen sprake was van duurzaamheid in de beperkingen van de werkneemster. De Raad benadrukte dat de verzekeringsarts een deugdelijke afweging had gemaakt van de feiten en omstandigheden, en dat de verwachting van verbetering op basis van medische informatie van behandelend artsen realistisch was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd openbaar uitgesproken op 22 januari 2016.