ECLI:NL:CRVB:2016:2850

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
14/2263 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijzondere bijstand voor premie aanvullende verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de afwijzing van bijzondere bijstand voor de premie van een aanvullende ziektekostenverzekering door het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas. Appellanten, die in deze procedure als appellant en appellante zijn aangeduid, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die hun beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde.

Het college had in een besluit van 9 maart 2012 bijzondere bijstand toegekend voor een deel van de kosten van de aanvullende ziektekostenverzekering voor het jaar 2012. Dit besluit werd later gehandhaafd, maar de appellanten waren van mening dat de kosten van de aanvullende verzekering noodzakelijk waren en dat zij recht hadden op volledige bijzondere bijstand. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen gesteld dat volgens artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) alleen recht op bijzondere bijstand bestaat voor noodzakelijke kosten van het bestaan die niet uit andere middelen kunnen worden voldaan.

De Raad heeft overwogen dat de premiekosten voor een aanvullende ziektekostenverzekering niet als noodzakelijke kosten van het bestaan worden aangemerkt. De enkele stelling van appellanten dat zij kosten verwachten die niet door de basisverzekering worden gedekt, is niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de meerkosten van de aanvullende verzekering als noodzakelijk worden beschouwd. Daarom heeft de Raad het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/2263 WWB
Datum uitspraak: 26 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 29 januari 2014, 13/3496 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 14/278 WWB, 14/279 WWB, 14/1133 WWB, 14/1134 WWB en 14/2262 WWB, plaatsgevonden op 14 juni 2016. Appellanten zijn verschenen. Het college is, met bericht, niet verschenen. In de genoemde zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 9 maart 2012, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 oktober 2012 (bestreden besluit), heeft het college bijzondere bijstand in een deel van de kosten van de aanvullende ziektekostenverzekering van appellanten bij Zilveren Kruis Achmea over het jaar 2012 toegekend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 8 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP7532, behoren de premiekosten voor een aanvullende ziektekostenverzekering niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van
artikel 35, eerste lid, van de WWB. De enkele stelling van appellanten dat zij kosten verwachten die niet door de basisverzekering worden gedekt, maakt niet dat in hun geval sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de meerkosten van de aanvullende ziektekostenverzekering over 2012 wel als noodzakelijk zijn aan te merken.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van
M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2016.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD