ECLI:NL:CRVB:2016:2849

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
14/2262 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor premie aanvullende ziektekostenverzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de afwijzing van bijzondere bijstand voor de premie van een aanvullende ziektekostenverzekering door het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas. Appellanten, die in hoger beroep zijn gegaan, hebben eerder een besluit ontvangen waarin hen bijzondere bijstand werd toegekend voor een deel van de kosten van hun aanvullende verzekering voor het jaar 2013. Dit besluit werd echter door de rechtbank ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat volgens artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) alleen recht op bijzondere bijstand bestaat als men niet over de middelen beschikt om noodzakelijke kosten van het bestaan te dekken. De Raad heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 8 maart 2011, vastgesteld dat de premiekosten voor een aanvullende ziektekostenverzekering niet als noodzakelijke kosten van het bestaan worden beschouwd. De enkele verwachting van appellanten dat zij kosten hebben die niet door de basisverzekering worden gedekt, is niet voldoende om aan te tonen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die de meerkosten van de aanvullende verzekering rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt en de eerdere uitspraak van de rechtbank zal worden bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan, ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

14/2262 WWB
Datum uitspraak: 26 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 27 februari 2014, 13/3854 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 14/278 WWB, 14/279 WWB, 14/1133 WWB, 14/1134 WWB en 14/2263 WWB, plaatsgevonden op 14 juni 2016. Appellanten zijn verschenen. Het college is, met bericht, niet verschenen. In de genoemde zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 17 januari 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 31 mei 2013 (bestreden besluit), heeft het college bijzondere bijstand in een deel van de kosten van de aanvullende ziektekostenverzekering van appellanten bij Zilveren Kruis Achmea over het jaar 2013 toegekend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en bepaald dat het college het betaalde griffierecht aan appellanten vergoedt.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover daarbij het beroep ongegrond is verklaard.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 8 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP7532, behoren de premiekosten voor een aanvullende ziektekostenverzekering niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan in de zin van
artikel 35, eerste lid, van de WWB. De enkele stelling van appellanten dat zij kosten verwachten die niet door de basisverzekering worden gedekt maakt niet dat in hun geval sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de meerkosten van de aanvullende ziektekostenverzekering over 2013 wel als noodzakelijk zijn aan te merken.
4.3.
Uit 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van
M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2016.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD