ECLI:NL:CRVB:2016:2830

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
14/1133 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake griffierecht en proceskostenvergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij appellanten, die in een sociale zekerheidszaak betrokken zijn, in geschil zijn over de vergoeding van griffierecht en proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 juli 2016 uitspraak gedaan. De rechtbank had eerder het beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de vergoeding van proceskosten die appellanten hadden gemaakt in een eerdere procedure. Het college had in een besluit van 3 december 2012 aangegeven dat het een bedrag van € 24,91 aan wettelijke rente zou vergoeden, maar had geen aanleiding gezien om ook de kosten van bezwaar te vergoeden. Appellanten stelden dat er sprake was van samenhangende besluiten, waardoor slechts één keer griffierecht verschuldigd zou zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat appellanten in deze procedures afzonderlijk griffierecht zijn verschuldigd, omdat zij afzonderlijke beroepschriften hadden ingediend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de kosten die appellanten in verband met de behandeling van het bezwaar hadden gemaakt, niet voor vergoeding in aanmerking kwamen, aangezien het college het eerdere besluit niet had herroepen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/1133 WWB
Datum uitspraak: 26 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 januari 2014, 13/3658 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)
PROCESVERLOOP
Appellanten hebben hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaken 14/278 WWB, 14/279 WWB, 14/1134 WWB, 14/2262 WWB en 14/2263 WWB, plaatsgevonden op 14 juni 2016. Appellanten zijn verschenen. Het college is, met bericht, niet verschenen. In de genoemde zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij uitspraak van 16 januari 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond, voor zover hier van belang, het college veroordeeld in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 874,- wegens verleende rechtsbijstand.
1.2.
Bij besluit van 3 december 2012 heeft het college meegedeeld dat de onder 1.1 bedoelde proceskostenvergoeding zal worden betaald en dat een bedrag van € 24,91 zal worden vergoed aan wettelijke rente. Op 8 januari 2013 heeft het college de proceskostenvergoeding betaald.
1.3.
Bij besluit van 6 mei 2013 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 3 december 2012 ongegrond verklaard. Hierbij heeft het college zich op het standpunt gesteld dat aan appellanten een bedrag van € 18,87 aan wettelijke rente had moeten worden vergoed. In het verbod van reformatio in peius heeft het college aanleiding gezien om het bedrag te handhaven op € 24,91. Het college heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van in bezwaar gemaakte kosten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hierbij heeft de rechtbank appellanten niet gevolgd in hun stelling dat wat betreft de beroepen in de procedures die in hoger beroep zijn geregistreerd onder de nummers 14/1133 WWB en 14/279 WWB sprake is van samenhangende besluiten, in welk geval slechts één keer griffierecht zou zijn verschuldigd.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellanten voeren in de eerste plaats aan dat de rechtbank slechts één keer griffierecht had mogen heffen in de onder 2 genoemde procedures. Ingevolge artikel 8:41, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, indien sprake is van een beroepschrift tegen twee of meer samenhangende besluiten dan wel van twee of meer indieners tegen hetzelfde besluit, eenmaal griffierecht verschuldigd.
4.2.
Met de rechtbank moet worden geoordeeld dat appellanten in verband met de beroepen bij de rechtbank in de onder 2 genoemde procedures afzonderlijk griffierecht zijn verschuldigd. Dit is alleen al het geval omdat appellanten in deze procedures afzonderlijke beroepschriften hebben ingediend (zie in dit verband de uitspraak van 30 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1430).
4.3.
Appellanten voeren voorts tevergeefs aan dat het college aanleiding had moeten zien een vergoeding van in verband met de behandeling van het bezwaar gemaakte kosten toe te kennen. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed voor zover het besluit waarvan betrokkene in bezwaar is gekomen wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Omdat het college het besluit van 3 december 2012 niet heeft herroepen, komen de door appellanten in bezwaar gemaakte kosten niet voor vergoeding in aanmerking.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van
M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2016.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) M.S. Boomhouwer

HD