ECLI:NL:CRVB:2015:1430
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet-verschoonbare termijnoverschrijding griffierecht bij onvoldoende leerlingbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.P.K. Ruperti, had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar beroep door de rechtbank, omdat zij het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. De rechtbank had vastgesteld dat appellante twee afzonderlijke beroepschriften had ingediend, wat betekende dat voor beide beroepen afzonderlijk griffierecht verschuldigd was. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante het griffierecht niet tijdig had voldaan en dat er geen omstandigheden waren die het verzuim verschoonbaar maakten.
De Raad overwoog dat de appellante had betoogd dat het geschil betrekking had op twee samenhangende besluiten en dat de rechtbank ten onrechte geen toepassing had gegeven aan artikel 8:41, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad verwierp dit betoog, omdat appellante zelf had gekozen om twee afzonderlijke beroepschriften in te dienen. De Raad bevestigde dat de rechtbank de appellante herhaaldelijk had gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen en dat de appellante niet mocht vertrouwen op een mogelijke voeging van de zaken zonder duidelijke bevestiging van de rechtbank.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad benadrukte dat de belangen van de appellante, hoewel aanzienlijk, geen rol konden spelen bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van de te late betaling van het griffierecht. De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling.