ECLI:NL:CRVB:2016:2824
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering van bijstand na niet-gemelde ontruiming van de woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer ongegrond heeft verklaard. Appellant had bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangen, maar deze bijstand werd door het college ingetrokken omdat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. Appellant had niet gemeld dat hij na de ontruiming van zijn woning op 19 december 2013 niet meer op het bij het college bekende adres woonde. Het college had de bijstand van appellant over de periode van 19 december 2013 tot en met 2 januari 2014 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd.
Appellant stelde in hoger beroep dat hij de ontruiming telefonisch had gemeld en dat het college deze melding niet had verwerkt. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het aan het bijstandverlenend orgaan is om de nodige kennis over relevante feiten te vergaren. De Raad concludeerde dat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan, omdat hij niet schriftelijk had gemeld waar hij verbleef na de ontruiming. De Raad bevestigde dat het college niet kon vaststellen of appellant recht had op bijstand, omdat hij geen informatie had verstrekt over zijn woonsituatie. De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.