Ingevolge artikel 1, sub j, van Vo 883/2004 wordt onder “woonplaats” verstaan de plaats waar een persoon pleegt te wonen. Dit begrip heeft een autonome, voor het Unierecht specifieke betekenis. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) heeft met betrekking tot Vo 1408/71 al geoordeeld dat, wanneer de rechtspositie van een persoon onder de wetgeving van meerdere lidstaten kan vallen, het begrip lidstaat waar een persoon woont, doelt op de lidstaat waar de betrokkene zijn normale woonplaats heeft en waar zich ook het gewone centrum van zijn belangen bevindt (zie bijvoorbeeld de arresten Di Paolo van
17 februari 1977, C-76/76, Swaddling van 25 februari 1999, C-90/97, Wencel van 16 mei 2013, C-589/10, I tegen Health Service Executive van 5 juni 2014, C-255/13 en B. van 11 september 2014, C-394/13). In artikel 11 van Verordening (EG) nr. 987/2009 (Vo 987/2009) zijn de door de rechtspraak van het Hof ontwikkelde criteria op basis waarvan dit centrum van belangen kan worden bepaald, gecodificeerd. Als criteria worden onder meer genoemd de duur en de continuïteit van de aanwezigheid op het grondgebied van de betrokken lidstaten, de gezinssituatie en familiebanden, de huisvestingssituatie, alsmede de intentie van de betrokkene zoals die uit alle omstandigheden blijkt. De opsomming in artikel 11 van Vo 987/2009 is echter niet uitputtend en voorziet niet in een rangorde (arrest I, punt 46). Het is aan de nationale rechter om, gelet op alle relevante elementen in het dossier, te beoordelen waar zich de woonplaats van de betrokkene bevindt. Hierbij zijn niet de formele indicaties, zoals inschrijving in een gemeentelijk inwonersregister, doorslaggevend, maar zijn de concrete feiten en omstandigheden bepalend voor de vraag waar de betrokkene het gewone centrum van zijn belangen heeft. Het begrip woonplaats in een lidstaat sluit niet uit dat de betrokkene een tijdelijke verblijfplaats in een andere lidstaat heeft. Volgens het Hof kan een persoon, voor de toepassing van Vo 1408/71, echter niet tegelijkertijd beschikken over twee normale woonplaatsen op het grondgebied van twee verschillende lidstaten (arrest Wencel, punt 51). Het Hof heeft vastgesteld dat Vo 883/2004 met betrekking tot de bepalingen inzake de vaststelling van de bevoegde lidstaat en het begrip “woonplaats”, geen enkele relevante wijziging ten opzichte van Vo 1408/71 heeft ingevoerd (arrest B., punt 35).