ECLI:NL:CRVB:2016:2752
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op basis van vermogen in eigen woning op Curaçao en de beoordeling van schulden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2016 uitspraak gedaan over een hoger beroep van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Verzoekster, die in oktober 2013 vanuit Curaçao naar Nederland was gekomen, had meerdere aanvragen voor bijstand ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Gouda waren afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoekster over vermogen beschikte in de vorm van een woning op Curaçao, waarvan de waarde boven de vrijlatingsgrens lag. Verzoekster had ook een schuld bij de Algemene Spaar- en Kredietcoöperatie (ACU) en andere schulden, maar het college had deze niet volledig in aanmerking genomen bij de beoordeling van haar vermogen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster inderdaad over vermogen beschikte, maar dat het college ten onrechte niet alle schulden had meegewogen. De rechtbank had eerder het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat verzoekster in de te beoordelen periode niet beschikte over vermogen boven de vrijlatingsgrens. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard. De Raad heeft bepaald dat verzoekster recht heeft op bijstand met terugwerkende kracht vanaf 7 mei 2015, onder aftrek van eventuele inkomsten. De Raad heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de verwachting dat het college spoedig uitvoering zal geven aan de uitspraak.