ECLI:NL:CRVB:2016:2698
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft verzoeker, woonachtig in Marokko, op 18 maart 2015 een verzoek om herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 oktober 2014. Dit verzoek betreft de afwijzing van zijn recht op kinderbijslag, vastgesteld door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op 15 juni 2011. De Svb had vastgesteld dat verzoeker geen recht meer had op kinderbijslag omdat zijn jongste kind in 2011 18 jaar werd. Het bezwaar van verzoeker tegen deze beslissing werd eerder ongegrond verklaard en zijn beroep tegen de besluiten van de Svb werd door de rechtbank Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juli 2016 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening. De Raad overweegt dat volgens artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek om herziening kan worden ingediend op basis van feiten die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die de indiener niet bekend waren. De Raad concludeert dat het verzoek om herziening niet onredelijk laat is ingediend, maar dat de door verzoeker aangevoerde feiten geen nieuw feit of omstandigheid zijn in de zin van de Awb. Verzoeker had deze argumenten eerder kunnen aanvoeren in de procedure die leidde tot de eerdere uitspraak.
De Raad wijst het verzoek om herziening af en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in aanwezigheid van griffier N. van Rooijen, en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2016.