Uitspraak
29 januari 2015, 14/1378 (aangevallen uitspraak)
R.A. Hollander van 10 augustus 2015 ingebracht. In reactie hierop heeft het Uwv bij brief van 19 november 2015 een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
5 november 2015 ingebracht.
OVERWEGINGEN
6 september 2012 is zij bevallen. Aansluitend aan haar verlof op grond van de Wet arbeid en zorg heeft appellante zich per 22 november 2012 ziek gemeld met rug- en bekkenklachten als gevolg van haar zwangerschap en bevalling. Daarop is haar een uitkering op grond van artikel 29a, eerste lid, van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2 december 2013 niet langer arbeidsongeschikt geacht ten gevolge van zwangerschap en/of bevalling. Bij besluit van 2 december 2013 heeft het Uwv daarom vastgesteld dat appellante per die datum geen recht meer heeft op een ZW-uitkering op grond van artikel 29a, eerste lid, van de ZW. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van
5 februari 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
15 maanden sinds de bevalling, geen oorzaak meer kunnen vinden in die zwangerschap en/of bevalling. Wat betreft de inhoud van deze rapporten wordt verwezen naar wat de rechtbank in overwegingen 8.2 en 8.3. van de aangevallen uitspraak heeft vermeld.
10 augustus 2015 geconcludeerd dat de klachten van appellante op de datum in geding wel het gevolg zijn van de tweede zwangerschap en/of bevalling. Hollander heeft de in de Standaard gestelde vragen, als beschreven in overweging 5 van de aangevallen uitspraak, bevestigend beantwoord. Op 2 december 2013 was volgens hem sprake van bekkenpijn/instabiliteit die is ontstaan in de eerste zwangerschap en verergerd rond de zesde maand van de tweede zwangerschap. Hollander heeft beaamd dat het voortduren van zwangerschapsgerelateerde klachten 15 maanden na een bevalling uitzonderlijk is, maar niet onmogelijk. Uit de informatie van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) over bekkenpijn, bekkeninstabiliteit en zwangerschap blijkt volgens hem dat in het algemeen ervan wordt uitgegaan dat zwangerschapsgerelateerde bekkenpijn en -instabiliteit circa maximaal een half jaar neemt om te herstellen, maar in uitzonderingsgevallen meer dan een half jaar. In zijn boek heeft orthopedisch geneeskundige Mens beschreven dat 1 op de 1000 vrouwen blijvend invalide wordt. Het is volgens Hollander niet op voorhand te stellen dat appellante deze ene persoon is, maar twee jaar bekkenpijn is niet volledig zeldzaam, mede gelet op het feit dat appellante bij haar eerste zwangerschap hiervan ook twee jaar last had. Deze klachten zijn destijds ook als zodanig door het Uwv erkend. Hollander heeft er op gewezen dat appellante tweemaal een keizersnede heeft ondergaan; uit de literatuur van de NVOG blijkt volgens hem dat er aanwijzingen zijn dat het herstel van bekkenklachten na een dergelijke ingreep eerder vertraagd dan versneld verloopt.
€ 992,- in hoger beroep, in totaal € 2.480,-.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 5 februari 2014;
- herroept het besluit van 2 december 2013 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van dat besluit;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellante van de wettelijke rente als onder 6 van deze uitspraak is vermeld;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 168,- vergoedt;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.480,-.
W.E. Doolaard als leden, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2016.