ECLI:NL:CRVB:2016:2692
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de ongewijzigde vaststelling van de WAO-uitkering na medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheidsbeoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellant, die sinds 1998 arbeidsongeschikt is, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WAO-uitkering niet te herzien. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. De Raad oordeelde dat het Uwv de belastbaarheid van appellant op een zorgvuldige manier had vastgesteld, gebaseerd op medisch onderzoek. Appellant had aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat er te weinig beperkingen waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad vond echter geen aanknopingspunten voor de stelling dat het Uwv een onjuiste diagnose had gesteld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de FML van 8 juli 2014 de beperkingen van appellant correct weergaf. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, waaronder die van montagemedewerker, voldoende gemotiveerd waren. De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.