ECLI:NL:CRVB:2016:2677
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van medische grondslag en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, geboren in 1979. Appellant had op 21 december 2012 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op 15 januari 2013, omdat appellant na zijn 18e verjaardag meer dan een jaar had gewerkt en daarbij het minimumloon had ontvangen. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard op 7 juni 2013.
De rechtbank Rotterdam had in de eerdere uitspraak op 21 oktober 2014 vastgesteld dat appellant een autistische stoornis heeft, maar geen redenen gezien om de weigering van de uitkering te betwisten. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij door zijn autisme niet in staat is om langdurig te werken en dat hij vaak ontslagen wordt. Hij verzocht om een jobcoach om hem te ondersteunen in het arbeidsproces.
De Raad heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in overweging genomen. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant minder dan 25% arbeidsongeschikt is en dat de functies die aan hem zijn aangeboden, geschikt zijn. De Raad bevestigde dat de beoordeling van recht op een Wajong-uitkering een theoretische beoordeling is, waarbij gekeken wordt naar de belastbaarheid van de betrokkene en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. De Raad oordeelde dat de weigering van de Wajong-uitkering terecht was en dat er geen recht op een jobcoach bestaat zonder een Wajong-uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.