ECLI:NL:CRVB:2016:2599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant is bevestigd. Appellant ontving sinds 1992 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een melding over een hennepkwekerij heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning van appellant, waar 88 planten zijn aangetroffen. Op basis van deze bevindingen heeft het college de bijstand van appellant per 1 maart 2011 ingetrokken en een bedrag van € 15.867,49 teruggevorderd voor de periode waarin appellant geen melding heeft gemaakt van zijn activiteiten.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de startdatum van de hennepkwekerij willekeurig is vastgesteld en dat hij niet in staat is geweest om zijn recht op bijstand vast te stellen door het ontbreken van een administratie. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij. De Raad heeft ook geoordeeld dat de door appellant aangevoerde dringende redenen om van terugvordering af te zien, niet voldoende zijn onderbouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.