ECLI:NL:CRVB:2016:2592

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juni 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
15/1775 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang na intrekking maatregel bijstandsverlaging

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen een maatregel die haar bijstandsuitkering met 30% verlaagde, omdat zij niet was verschenen op een re-integratiegesprek. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Echter, op 27 mei 2015 trok het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht de maatregel in en vergoedde de appellante het niet betaalde gedeelte van de bijstand, inclusief wettelijke rente en een dwangsom. Hierdoor was het college volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van de appellante.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen procesbelang meer was voor de appellante, aangezien het college haar bezwaren had ingewilligd. De Raad benadrukte dat voor het aannemen van voldoende procesbelang, het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk bereikt moet kunnen worden en feitelijk betekenis moet hebben. Aangezien de appellante geen belang meer had bij een beoordeling van het hoger beroep, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

15/1775 WWB-PV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 januari 2015, 14/5135 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht (college)
Datum uitspraak: 27 juni 2016
Zitting hebben: W.H. Bel als voorzitter en M. ter Brugge en C.J. Borman als leden.
Griffier: M.S. Boomhouwer.
Ter zitting zijn verschenen: mr. R.M. Mol en ing. J.M. Ansems, MSc, namens het college.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 20 maart 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 7 juli 2014 (bestreden besluit), heeft het college aan appellante met ingang van 1 april 2014 een maatregel opgelegd waarbij de bijstand gedurende een maand is verlaagd met 30%. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat appellante viermaal, na daartoe te zijn uitgenodigd, niet is verschenen op een re-integratiegesprek. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Bij besluit van 27 mei 2015 heeft het college de maatregel ingetrokken en het niet betaalde gedeelte van de bijstand over de maand april 2014 nabetaald met vergoeding van de wettelijke rente hierover, een dwangsom toegekend tot het maximum bedrag van € 1.260,- met vergoeding van de wettelijke rente hierover en het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht tot een bedrag van in totaal € 168,- vergoed. Verder heeft het college aangeboden om met de voorbereiding op zelfstandig ondernemerschap samenhangende kosten te vergoeden, indien appellante aantoont dat zij deze kosten binnen een tijdsbestek van maximaal twaalf maanden heeft gemaakt.
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 23 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1119) is eerst sprake van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van een bezwaar of het indienen van beroep of hoger beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
Met het besluit van 27 mei 2015 is het college volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante. Daarmee is het belang van appellante bij een beoordeling van het hoger beroep komen te vervallen. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) M.S. Boomhouwer (getekend) W.H. Bel
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep

HD