ECLI:NL:CRVB:2016:2592
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang na intrekking maatregel bijstandsverlaging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen een maatregel die haar bijstandsuitkering met 30% verlaagde, omdat zij niet was verschenen op een re-integratiegesprek. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Echter, op 27 mei 2015 trok het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht de maatregel in en vergoedde de appellante het niet betaalde gedeelte van de bijstand, inclusief wettelijke rente en een dwangsom. Hierdoor was het college volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van de appellante.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen procesbelang meer was voor de appellante, aangezien het college haar bezwaren had ingewilligd. De Raad benadrukte dat voor het aannemen van voldoende procesbelang, het resultaat dat de indiener nastreeft daadwerkelijk bereikt moet kunnen worden en feitelijk betekenis moet hebben. Aangezien de appellante geen belang meer had bij een beoordeling van het hoger beroep, werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.