ECLI:NL:CRVB:2016:2572
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de herziening en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan de orde zijn. Appellanten ontvingen sinds 15 december 2008 bijstand naar de norm voor gehuwden. Het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug heeft op 21 november 2011 besloten de bijstand van appellanten te herzien over de maanden december 2010, januari 2011 en februari 2011, en heeft een bedrag van € 1.966,04 teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd, waarbij zij stelden dat de beslagvrije voet niet in acht was genomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de herziening en terugvordering niet meer ter discussie konden staan, omdat deze in een eerdere fase van de procedure niet waren aangevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat de beslagvrije voet correct was vastgesteld en dat appellanten konden beschikken over ten minste 90% van de bijstandsnorm.
De Raad heeft geconcludeerd dat het dagelijks bestuur in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot een maandelijkse inhouding van 6% op de bijstand van appellanten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.