ECLI:NL:CRVB:2016:2555
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vertrouwensbeginsel bij vaststelling van persoonsgebonden budget door Zorgkantoor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een geschil tussen appellante en VGZ Zorgkantoor B.V. over de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2012. Appellante had aanvankelijk een pgb van € 85.794,79 toegewezen gekregen, maar het Zorgkantoor heeft dit bedrag later verhoogd naar € 90.951,93. Appellante heeft echter een hoger bedrag van € 102.685,93 verantwoording afgelegd en was van mening dat het Zorgkantoor het pgb op dat hogere bedrag had moeten vaststellen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante er niet op mocht vertrouwen dat het Zorgkantoor het pgb voor 2012 op een hoger bedrag zou vaststellen dan het reeds verleende bedrag. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd door de Raad afgewezen, omdat er geen uitdrukkelijke toezeggingen van het Zorgkantoor waren gedaan die gerechtvaardigde verwachtingen bij appellante hadden gewekt. De Raad oordeelde dat de gedingstukken geen aanknopingspunten bevatten voor het oordeel dat het Zorgkantoor aan appellante had toegezegd dat het pgb voor 2012 op een hoger bedrag zou worden vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.J. Schaap als voorzitter, en de leden J.P.A. Boersma en L.M. Tobé. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.